Op het einde van de 19de eeuw trokken de eerste zionistische pioniers naar Israël en kwamen terecht in een land waar na 400 jaar kaalslag door Turken en Arabieren er nauwelijks nog groen te vinden was in Israël. Nagenoeg alle bomen waren gekapt, bestemd voor huizenbouw en als brandstof voor keukens en verwarming en in het bijzonder voor de uitvoer voor eenzelfde doeleinden naar de thuislanden van de bezetters. Het land werd letterlijk eeuwenlang kaal geroofd.
Geconfronteerd met dit compleet verwaarloosde en uitgedroogde gebied, besloot Theodor Herzl in 1901 op het Vijfde Zionistische Congres tot de oprichting van het Joods Nationaal Fonds (Keren Kayemeth LeIsraël of ook Fonds voor het Voortbestaan van Israël). Het JNF (KKL) werd aldus het uitvoerend orgaan voor de redding en de ontwikkeling van de grond in Israël. In de eerste plaats ging de aandacht van het JNF uit naar het verwerven van gronden en de installatie van Joodse pioniers. Maar vanaf 1904 begon Herzl, in aanvulling op dit werk, aan een project voor het kweken van olijfbomen op de gronden van Ben Shemen en Hulda die de KKL-JNF pas had aangekocht. Het idee was om topkwaliteit planten en vruchtendragende bomen te kweken waar veel vraag naar bestond.
En zo begon meer dan honderd jaar geleden het andere mirakel van Israël: de herbebossing en bebossing van het land. In 1901 waren er over het ganse grondgebied van Israël nauwelijks meer 14.000 dunam bossen over gebleven, voornamelijk ten noorden van Israël [1 dunam = 10.000 m² of 1 hectare]. Tachtig jaar later in 1980 was de oppervlakte in herbebossing spectaculair toegenomen tot 556.000 dunam en tegenwoordig worden 855.563 dunam van het hele grondgebied met bomen en bossen bedekt. In de honderd jaar van haar bestaan heeft de KKL-JNF alzo meer dan 240 miljoen bomen aangeplant. Elk jaar beplant de JNF ongeveer 15.000 tot 20.000 dunam met bomen.
Hiermee is Israël het enige land in de wereld dat meer bomen en bossen heeft dan er honderd jaar voordien bestonden.
Filmpje