Atheïsten zijn slimmer dan gelovige mensen. Dat concluderen wetenschappers nadat ze 63 studies over het onderwerp bestudeerden.

Miron Zuckerman, Jordan Silberman en Judith A. Hall van de Amerikaanse University of Rochester en de Northeastern University toonden met een uitgebreide meta-analyse aan dat er een negatief verband is tussen intelligentie en het aanhangen van een religie. Vooral bij studenten was de relatie sterk.

Waarom atheïsten intelligenter zijn is niet helemaal duidelijk, maar de wetenschappers denken dat intelligentere studenten eerder het atheïsme omarmen als een vorm van non-conformisme. Op de universiteit leren mensen nieuwe ideeën en denkbeelden en het is juist in deze periode dat de meesten van hun geloof vallen.

Deze verandering is een typisch resultaat van “de zelfexploratie die in de prille volwassenheid plaatsvindt.” Zo kan “het weg zijn van huis en de blootstelling aan een omgeving die het stellen van vragen aanmoedigt ervoor zorgen dat intelligentie invloed krijgt op religieuze overtuigingen,” schrijven de onderzoekers.

“Doordat ze eerder analytisch dan intuïtief denken, doen intelligentere studenten mogelijk eerder afstand van hun geloof. Als atheïsme thuis wordt afgekeurd, maakt een hogere intelligentie het verzet tegen sociale druk gemakkelijker.” Later in het leven hebben slimmere mensen betere banen en zijn ze vaker getrouwd, stellen de wetenschappers. Daardoor zouden ze minder afhankelijk zijn van de sociale steun die een religieuze gemeenschap biedt en het geloof dus minder nodig hebben.