Het valt niet te ontkennen: Nederlanders hebben vaak een grote mond. Maar de volgende keer dat een Amerikaan, Duitser of Belg je dat subtiel laat weten, kun je ze geruststellen: vroeger waren onze monden nog een stuk groter. Steviger. Dat lag waarschijnlijk aan het eten.
Daar kwam Abel Bosman achter toen hij de onderkaken vergeleek van Nederlanders uit drie verschillende perioden: de zestiende, de negentiende en de eenentwintigste eeuw. De oudste onderkaken kwamen uit de begraafplaats bij een klooster in Alkmaar. De negentiende-eeuwers uit een protestantse begraafplaats in Middenbeemster. En van de moderne Nederlanders werd de onderkaak bij leven opgemeten in een scanner.
Bosman, archeoloog, deed zijn onderzoek in Leiden, op verzoek van Dan Dediu van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen. Die doet onderzoek naar het verband tussen de fysieke kenmerken van mensen en de taal die ze spreken.
"Dan was een keer in Leiden voor een workshop over psycholinguïstiek. Hij kreeg een rondleiding door de faculteit en was zo onder de indruk van onze collectie botten, dat hij die wilde gebruiken", vertelt Bosman telefonisch vanuit Tübingen, waar hij nu promotie-onderzoek doet.
"Zijn hypothese gaat ervan uit dat er een relatie is tussen genetica, spraak en taal. Hoe bepaalde genen via anatomische verschillen kunnen leiden naar verschillende vormen van het klanksysteem. Maar bij de onderkaak zijn er heel veel factoren die invloed hebben op de vorm. Ze waren dus geïnteresseerd in de variatie van onderkaken."
Niet alle beschikbare skeletten en scans werden gebruikt. De leveranciers van de gegevens mochten niet te jong zijn, niet te oud en geen mondaandoeningen hebben. Van de scans was dat uiteraard bekend, en van het kerkhof in Middenbeemster zijn de gegevens van wie daar begraven lag, goed bijgehouden. Van de oudste skeletten, die bij het klooster in Alkmaar waren opgegraven, moest de leeftijd worden vastgesteld door naar de botten zelf te kijken, bijvoorbeeld de aanwezigheid van verstandskiezen.
Na die schifting bleek de variatie door de jaren heen gemiddeld één kant op te gaan: kleinere kaken. "Je ziet vaak dat de onderkaak vroeger langer was, de tanden meer vooruit, maar ook waar je de kaak onder je oren voelt, daar was het dan breder, robuuster."
Om het verschil statistisch te onderbouwen, drukte Bosman het formaat van elke kaak uit in een 'centroïde-afstand', de afstand van verschillende onderdelen van de kaak tot het meetkundige middelpunt. De kaken van mensen in elke periode kennen een behoorlijke variatie, die van sommige moderne Nederlanders kunnen daardoor nog heel goed groter zijn dan die van sommige zestiende-eeuwse Alkmaarders, maar gemiddeld is de krimp zo'n 3 procent. Geen verschil dat je direct opvalt op schilderijen van mensen uit die tijd, zegt Bosman, maar wel statistisch significant.
Hoe komt dat? Vermoedelijk heeft dat met het dieet te maken. "Dat is in de loop van de tijd steeds zachter geworden. De kaakspieren hebben dan minder te doen, die worden kleiner en dan wordt ook het bot waar ze aanhechten kleiner en dunner. Dat wordt bevestigd door experimenten met muizen: als je die alleen maar een heel zacht dieet geeft, een soort pudding, krijgen ze kleine onderkaken."
Scheelt het echt zoveel, het dieet van een middeleeuwer met iemand uit de negentiende eeuw, of iemand van nu?
Bosman: "Het grote verschil tussen de kaken uit Alkmaar en die uit Middenbeemster is dat in de achttiende eeuw de aardappel in Nederland is geïntroduceerd. Dat is extreem zacht voedsel en het werd onderdeel van het dagelijkse dieet. Maar wat ook kan hebben meegespeeld is dat de negentiende-eeuwers uit Middenbeemster deel uitmaakten van een boerenpopulatie, waar ze veel melkproducten zullen hebben gegeten als kaas en yoghurt. In een stad als Alkmaar deden ze dat in de zestiende eeuw minder. En toen aten ze brood dat nog heel grof was gemalen met grote molenstenen. Die technologie verbeterde in de tijd daarna flink."
Bosman had verwacht dat onderkaken in zijn eenentwintigste-eeuwse data nog weer wat kleiner zouden blijken te zijn, maar dat was niet zo. "Niet significant kleiner in ieder geval. Maar dat kan te maken hebben met het feit dat Nederlanders sindsdien een stuk groter zijn geworden. De grootte van de onderkaak wordt ook beïnvloed door de lichaamslengte. Daar moeten we nog meer onderzoek naar doen, dat is nu nog een tegenstrijdigheid."
Dat bij moderne mensen de kaken relatief aan de kleine kant zijn, blijkt regelmatig bij de tandarts: ze bieden te weinig ruimte voor de verstandskiezen. Bosman: "Bij mij zijn ze er ook uit gehaald."
Maar de suggestie dat verstandskiezen dus weer plek genoeg krijgen - en Nederlanders een grotere mond dan ooit tevoren - als we maar opnieuw goed moeten kauwen, gaat Bosman net iets te ver. "Dat zou kunnen, maar dan moet je eerst nog veel meer moderne onderkaken onderzoeken. Bijvoorbeeld uit groepen mensen die een harder dieet hebben."