De familie van Donavan van Embricqs, de Nederlandse helikopterpiloot die in 2015 in Suriname met een collega verongelukte, wacht al meer dan zeven maanden op zijn stoffelijke resten. Het toestel waarin Donavan en zijn Surinaamse collega vlogen, crashte tijdens slecht weer in mei 2015.

De helikopter was vanuit het Surinaamse binnenland op weg naar Paramaribo. Vorig jaar november werd het wrak met de stoffelijke resten bij toeval door hout-arbeiders in de jungle gevonden.

"We hebben tweeënhalf jaar in onzekerheid geleefd over het lot van mijn zoon en zijn collega Noy," zegt Winston van Embricqs. "Toen we hoorden dat het wrak gevonden was, met daarin de stoffelijke resten van twee personen, wisten we zeker dat hij niet meer leefde en bereidde de familie zich voor op de begrafenis. Maar nu, zeven maanden later, wachten we nog steeds op ons kind, onze vader, broer en oom."

Zijn vader woont op de Filipijnen en is naar Nederland gevlogen voor de begrafenis van zijn kind. "Ik ben hier sinds november nu voor de derde keer, steeds dachten we dat het lichaam van Donavan door zijn moeder Carmen uit Paramaribo zou worden meegenomen."

Carmen Burleson logeert buiten de hoofdstad in een appartement van een vriendin. "Telkens opnieuw reizen naar Suriname en het verblijf kostte me te veel geld. Daarom zit ik nu hier," vertelt ze in haar tijdelijke onderkomen. "Ons was beloofd dat ik mijn kind eind juni mee terug zou kunnen nemen naar Nederland. Daar is alles intussen geregeld voor de begrafenis. We hebben een kist, een plek voor zijn graf, een tekst voor op de steen. We weten zelfs wat voor kleren we gaan dragen; niet te somber. We zijn er helemaal klaar voor."

Dat ligt anders voor de Surinaamse autoriteiten. "Suriname wil de lichamen pas aan de families overdragen als ze zeker weten dat het inderdaad om Don en Noy gaat," zegt Burleson. "Daarom moest er een dna-test gedaan worden door het Nederlands Forensisch Instituut."

Waarom het allemaal zo lang duurt, is niet duidelijk. Suriname moet het onderzoek betalen en de botresten opsturen en heeft dat pas in april gedaan. Volgens Burleson heeft het onderzoek van het NFI met een van de mannen een match opgeleverd. "We weten niet of het om Don of om Noy gaat. Dat willen ze niet zeggen. Voor de andere match is aanvullend onderzoek nodig en daarvoor moet er nieuw botmateriaal worden opgestuurd en moet opnieuw een paar duizend euro worden betaald."

"We hebben al aangeboden om het onderzoek zelf te betalen, maar ik krijg van de Surinaamse autoriteiten te horen dat het hun taak is om de zaken te regelen. Ze zeggen dat ik geduld moet hebben," aldus Burleson. "Maar financiële redenen of niet: ik wil mijn kind terug. 's Avonds lig ik hier in mijn bed te huilen en te roepen: 'Waar ben je? Waar ben je?' Hoe lang moet ik er nog op wachten? Krijg ik hem dit jaar nog mee? Of volgend jaar? Of over 10 jaar? Ik ga hieraan kapot."

Noch van de Nederlandse ambassade, noch van Surinaamse kant krijgt Burleson ondersteuning. De woordvoerder van de Nederlandse ambassade volstaat met de mededeling dat de identificatie nog niet is afgerond en verwijst naar de Surinaamse politie. De Surinaamse politiewoordvoerder laat weten op dit moment niet over adequate informatie te beschikken.

"Ik ben teleurgesteld in beide landen", zegt Burleson. "Het wordt tijd dat ze opstaan uit hun stoel en de koppen bij elkaar steken."