Het schiereiland Yucatán in Mexico was een van de weinige plaatsen op aarde waar een planetoïde-inslag tot het uitsterven van de dinosaurussen kon leiden, zo blijkt uit nieuwe berekeningen.
Vanwege brandende olie en gas vlogen er tonnen roet de atmosfeer in toen een planetoïde 66 miljoen jaar geleden insloeg op het schiereiland Yucatán in Mexico.
Het roet van de 180 kilometer brede krater veroorzaakte grote klimaatveranderingen die volgens wetenschappers de dinosaussen de das omdeden.
Nu hebben vulkanologen en klimaatwetenschappers van de universiteit van Tohoku in Japan ontdekt dat de dinosaurussen gewoon pech hadden. Yucatán was een van de weinige plekken op aarde waar dit kon gebeuren.
Op basis van geologische gegevens, kansberekeningen en klimaatmodellen simuleerden de wetenschappers het effect van een dergelijke inslag op andere plaatsen op aarde.
Slechts 13 procent van het aardoppervlak bleek even brandgevaarlijk als dat op Yucatán.
Op de plek van de inslag in Mexico stegen roet en zwaveldeeltjes op tot in de stratosfeer, 10 tot 50 kilometer hoog. Hiervandaan verspreidden de deeltjes zich binnen een paar maanden met de straalstromen over de hele aarde.
Doordat de roetdeeltjes de zonnestralen absorbeerden, kwam er minder warmte op aarde terecht.
De wereldwijde temperatuur daalde hierdoor met 8 tot 11 graden en er brak een periode van droogte aan. Zonder zonlicht en warmte stierven de planten en stortte de voedselketen in.
Als de planetoïde elders op aarde was ingeslagen, zouden de gevolgen voor de reuzen van de prehistorie minder verwoestend zijn geweest.
Planetoïde-inslag maakte koolstof vrij en koelde de aarde af
De kaart laat zien dat slechts 13 procent van het aardoppervlak, de oranje en rode gebieden, genoeg organisch materiaal bevatte om een massa-extinctie te kunnen veroorzaken.
Kaartje