Vwo’s voor scholieren met topsportambities, het Entrepenasium voor leerlingen met een handelsgeest, een Technasium voor techneuten, vrije scholen voor creatievelingen en cultuurprofielscholen voor kunstliefhebbers. De Inspectie van het Onderwijs vraagt zich af of de enorme groei van deze experimentele schoolvormen de laatste jaren ook leidt tot verbetering van het onderwijs.
Volgens de inspectie worden de resultaten en effecten van het totaal anders aanpakken van lesgeven nauwelijks geëvalueerd. Hierdoor weten leerlingen en ouders niet goed wat de consequenties zijn van hun keuze voor een bepaalde school. Dat staat in een jaarlijks rapport van de Inspectie voor het Onderwijs, de Staat van het Onderwijs.
“Leidt het tot meer gemotiveerde of beter presterende leerlingen? Verbetert het de aansluiting op de arbeidsmarkt? Of versterkt het vooral de concurrentiepositie van de school”, vraagt de onderwijsinspectie zich af. Daarbij delen scholen bijna nooit kennis met elkaar over wat wel en niet werkt. De inspectie stelt vast “dat het lerend vermogen in het onderwijs gering is”.
Hoewel er geen exacte cijfers bekend zijn, kregen de zogenoemde conceptscholen in het voortgezet onderwijs in de afgelopen jaren relatief vaak het oordeel “zeer zwak” van de inspectie. Vooral montessorischolen presteren slecht.
In het rapport staat ook dat er in Nederland onvoldoende overeenstemming is over wat er geleerd moet worden. Om dit aan te pakken moeten er volgens de inspectie gezamenlijke doelen en ijkpunten worden vastgesteld.
De onderwijsinspectie constateert ook dat het onderwijs verder onder druk komt te staan door een sterk groeiend lerarentekort. Scholen met “een meer uitdagende leerlingenpopulatie” hebben veel meer moeite om leraren te vinden dan andere scholen. Op scholen met veel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond is dit probleem het grootst. De inspectie stelt ook vast dat scholieren steeds minder goed presteren op de kernvakken taal en rekenen.