Volksspelen waarbij dieren gekweld worden, zijn vandaag de dag gelukkig uit de gratie. Maar vroeger was het een geliefd volksvermaak. Tijdens markten, kermissen en op Tweede Paas- of Pinksterdag werden er hanengevechten aangeboden, er was katknuppelen, hondwippen en paling- en ganstrekken.

Historisch onderzoeker Henk Luning uit Assen hoeft niet lang te zoeken in de archieven. "Dat zich vroeger in Drenthe dit soort toestanden hebben voorgedaan kun je je haast niet voorstellen, maar we kwamen er kennelijk massaal op af en we hadden er veel schik in.”

Bij katknuppelen werpen de spelers vanaf ongeveer tien meter afstand een korte knots naar een ton. Luning: "Meestal stonden voor een dergelijke gelegenheid niet ver van de herberg twee hoge palen met een touw ertussen waaraan in het midden een bierton hing. In de ton zat de arme kat die ook wel ‘oude heks’ werd genoemd. Nummer één begon met de knuppel naar de ton te gooien die daardoor ging slingeren. De kat slaakte zo’n akelige kreet dat een stenen hart er van zou breken, althans volgens een ooggetuige.”

Bij een groep geoefende spelers ligt het vat gewoonlijk snel in duigen. Als de kat eruit schiet of valt, heeft de laatste werper gewonnen.

Luning: "Op Pinkstermaandag 1853 vindt bij de kastelein Popken aan de Eerste Steen in Assen het uit de ton knuppelen, bij gebrek aan een kat, met een kip plaats. Na vele vergeefse worpen is het Georg Fabritius die het eerste gat in de ton slaat en vervolgens R. Meijer die de kip eruit krijgt. Fabritius verdient een zilveren sigarenpijpje en Meijer krijgt een zilveren horlogeketting: de hoofdprijs. Het jaar erna is er weer een kat beschikbaar en dingen achttien jongeren mee naar een zilveren halsketting voor een horloge.”

Niet minder dan de kat heeft de gans te lijden. Ganstrekken heet het tijdverdrijf. De deelnemers aan het spel moeten te paard, op de schaats of vanuit een bootje proberen de kop van een opgehangen gans af te trekken. Luning: "In de tweede helft van de 19e eeuw wordt er steeds vaker bezwaar gemaakt omdat mensen het wreed vinden. Zo wordt voorgesteld het spel voortaan met een dode gans te spelen. Maar de tegenstanders zeggen dat de aardigheid er juist in bestaat dat het beest de kop intrekt op het moment dat men er naar grijpt.”

Een variant op het ganstrekken is het palingtrekken. Om de moeilijkheidsgraad op te schroeven wordt het toch al glibberige dier ingezeept. Luning scharrelt wat tussen zijn krantenknipsels en zegt: "Kijk: H. Hartog Heys van Zouteveen klimt in 1874 in de pen als er in Assen een palingtrekkerij wordt georganiseerd. Hij schrijft dat ‘het volk ongevoelig wordt gemaakt voor de smarten van andere gevoelbezittenden, zij het ook lagere wezens’. Ja, langzaam verandert er wel iets. Je ziet dat er vaker spelen georganiseerd worden waarbij geen dieren gekweld worden, zoals ringrijden, tonsteken, strooplikken, zaklopen en tonkruien met hindernissen.”

Het is tenslotte de Vereniging tot Bescherming van Dieren die de Nederlandse overheid in 1875 tot een algeheel verbod op dierspelletjes weet te bewegen. In de wet van 5 juni 1875 wordt opgenomen dat het kwellen of pijnigen van een hond of kat gestraft wordt met een boete van f 5,- tot f 25,- of een gevangenisstraf van 1 tot 5 dagen. Luning: "Een jaar later komt artikel 254 van het Wetboek van Strafrecht, waarin dierenmishandeling als misdrijf wordt aangemerkt. En met de wrede spelletjes is het, in ieder geval in het openbaar, gedaan.”
Prent