Over smaak valt niet te twisten en dus ook niet over de vraag of een taal mooi klinkt of niet; iedereen heeft zo zijn voorkeur. Mijzelf klinkt beschaafd uitgesproken Frans als muziek in de oren en niets vind ik lelijker klinken dan Engels met een Australisch accent. Het klinkt down-under alsof men probeert Texaans te imiteren, terwijl men aan een taaie winterwortel knaagt; plat cockney is nog minder erg.

Talen kunnen snel evolueren, niet alleen wat betreft woordgebruik, ook qua uitspraak. Maar mensen zijn niet de enige talige wezens op deze aardbol. Ook walvisachtigen maken gebruik van een scala aan klanken en geluiden voor hun onderlinge communicatie. Walvistaal.

Een recent Australisch (!) onderzoek richtte zich op de vraag of grienden die rond Australië leven een ander klankrepertoire hebben dan hun soortgenoten die op het noordelijk halfrond rondzwemmen.

Grienden (Globicephala melas) zijn de op een na grootste soort binnen de familie der dolfijnen en komen voor in twee populaties die elkaar geografisch niet overlappen. De noordelijke populatie leeft tussen de oostkust van de VS en de Middellandse Zee, de zuidelijke populatie zwemt voor de kusten van Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. De dieren communiceren met een uitgebreid repertoire aan klanken: fluittonen en klikgeluiden in alle mogelijke combinaties, frequenties en toonhoogten. Bovendien zijn er verschillen tussen populaties en zelfs tussen individuen. Het lijkt erop dat, net zoals wij afzonderlijke mensen aan hun stemgeluid kunnen herkennen en het verschil kunnen horen tussen Amsterdams en Brabants, ook veel walvisachtigen over dat onderscheidend vermogen beschikken.
Op de Atlantische Oceaan varen meer lawaaiige schepen; dat hoor je aan de grienden

De onderzoekers maakten 2028 geluidsopnamen en wisten daarbinnen achttien verschillende typen te onderscheiden, sommige bestaand uit wel drie verschillende geluidjes, deels met stijgende of dalende toonhoogte en dikwijls vergezeld door een boventoon. De grienden wisselden deze typen ook af, sommige werden herhaald, andere werden door een geluidje van een ander type gevolgd.

Over het algemeen leken de geluiden van beide populaties sterk op elkaar, maar er waren ook verschillen. Drie van de achttien geluidstypen komen alleen bij de Australische dieren voor, het zijn samengestelde geluiden met een tweeklank erin.

Ook waren er verschillen in toonhoogte; het is normaal dat kleinere dieren een iets hoger geluid produceren dan grotere, maar het omgevingsgeluid kan ook een rol spelen. Als er veel scheepvaartverkeer is, gaan de dieren een wat hogere toon produceren om boven het lawaai uit te komen; rond Australië varen beduidend minder schepen dan op de Atlantische Oceaan tussen Amerika en Europa.

Het interessantst is echter de conclusie dat een van de op­genomen geluidjes identiek is aan het geluid dat een orka maakt. De orka is een geduchte predator die af en toe wel een griendje lust.

De onderzoekers vermoeden dat het risico voor de grienden afneemt door te doen alsof ze een orka zijn. Ze kunnen zich zelfs risicoloos aan de door ­orka’s achtergelaten etensresten tegoed doen.

De vraag is alleen nog niet beantwoord of de grienden van het noordelijk halfrond het accent van hun Australische soortgenoten net zo lelijk vinden klinken als ik dat van de mijne.