Een studie naar graven uit de steentijd in Amerika suggereert dat de jacht toen geen pure mannenaangelegenheid was, zoals vaak wordt aangenomen.

Mannen jagen, vrouwen verzamelen. Tienduizenden jaren lang zou dat dé rolverdeling zijn geweest onder mensen. Vaak wordt dat gegeven aangehaald door evolutionair psychologen die verschillen tussen hedendaagse mannen en vrouwen willen verklaren. Nieuw onderzoek van antropoloog Randy Haas van de Universiteit van Californië te Davis en collega’s maakt echter aannemelijk dat, in elk geval in het Amerika van zo’n tienduizend jaar geleden, vrouwen ook gewoon meededen aan de jacht op groot wild.

Aanleiding tot het onderzoek waren een aantal graven die deel uitmaken van de archeologische site Wilamaya Patjxa, in het huidige Peru. Een van die graven bevatte de overblijfselen van een persoon vergezeld van een hele set aan jachtgerei: stenen speerpunten, messen, schrapers enzovoort. Onder andere op basis van botten en eiwitten in de tanden stelden de onderzoekers vervolgens vast dat de begraven persoon een vrouw was.

Nu kon het natuurlijk zo zijn dat dit een uitzondering betrof: één stoere jongedame (ze overleed op 17- tot 19-jarige leeftijd) die samen met de mannen op jacht ging. Daarom bekeken de onderzoekers ook 107 andere archeologische sites, verspreid over Noord- en Zuid-Amerika, waar in totaal 429 individuen begraven lagen. 27 van hen hadden jachtgerei meegekregen. Daarvan waren 11 vrouw, en 16 man.

‘Het is hoogst onwaarschijnlijk dat we zulke aantallen zouden zien als de gemiddelde deelname van vrouwen aan de jacht op groot wild lager was dan 30 procent’, schrijven Haas en collega’s in het wetenschappelijke tijdschrift Science Advances. ‘Plausibele modellen liggen tussen 30 en 50 procent vrouwelijke deelname. Dat suggereert dat de vroege jacht op groot wild waarschijnlijk genderneutraal of bijna genderneutraal was.’

Luc Amkreutz, conservator Nederlandse prehistorie van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, noemt het onderzoek ‘een gedegen studie naar de rolverdeling in taken gebaseerd op sekse’. Eén valkuil is volgens hem wel dat ‘de doden zichzelf niet begraven’. ‘De aanname dat de objecten in een graf uitdrukken wat die persoon was of gedaan heeft, is maar ten dele waar. Het zijn de nabestaanden die met grafgiften invulling aan een begrafenis geven. Jachtwapens staan daarom niet per definitie voor een jagend bestaan van de overledene.’

Gerrit Dusseldorp, expert op het gebied van jager-verzamelaars in de steentijd aan de Universiteit Leiden, onderschrijft dat punt. ‘Het zou daarom goed zijn de informatie over de grafgiften aan te vullen met informatie over de botten. Bij mannelijke jagers zie je bijvoorbeeld dat de voorkeursarm – meestal rechts – vaak sterker ontwikkeld is, doordat ze die gebruiken om speren te gooien, bogen te spannen enzovoort.’

Een ander punt is dat bij hedendaagse jager-verzamelaars de jacht wel degelijk vaak een mannenzaak is. De vraag is alleen of jagers uit de steentijd er noodzakelijkerwijs een vergelijkbare rolverdeling op na hielden. Misschien was de jacht op groot wild wel iets waar iedereen die ertoe in staat was aan meedeed wanneer er weinig andere voedselbronnen voorhanden waren, stellen Haas en zijn team.

Amkreutz benoemt dat er fysieke verschillen zijn tussen mannen en vrouwen, ‘waarbij mannen in sommige situaties misschien geschikter zijn om op een gevaarlijke jacht te gaan.’ Ook kleeft er een evolutionair voordeel aan om juist de mannen aan zo’n jacht te laten deelnemen, vult Dusseldorp aan. ‘Mannen heb je nu eenmaal minder hard nodig bij de voortplanting.’

Toch vormt de studie volgens Amkreutz een belangrijk argument tegen het idee dat er een in de prehistorie gewortelde taakverdeling tussen mannen en vrouwen is, die zijn stempel op ons huidige gedrag drukt. ‘Die ene taakverdeling is er niet. In de vele honderdduizenden jaren van ons bestaan als jager-verzamelaar zullen we op verschillende plekken tot verschillende rollen en taakverdelingen zijn gekomen.’

Dat laatste moeten de wetenschappers achter de nieuwe studie wat hem betreft trouwens ook in het achterhoofd houden. ‘Wat zij hebben vastgesteld, zal evenmin de norm zijn geweest.’