Nergens voelt een mens zich zo op zijn gemak als achter het stuur. In het universum van de auto waant menigeen zich onbespied en ongehoord. We zingen luidkeels mee met de radio, foeteren ongeremd op medeweggebruikers en peuteren zonder gêne in onze neuzen of oren.

Dat doen we heel vaak, constateerden gedragswetenschappers van de universiteit van Nottingham. De gemiddelde automobilist zit dertig keer per uur aan zijn gezicht. Elke twee minuten dus. En in bijna de helft van de gevallen beroert hij daarbij zijn slijmvliezen. Elke vijf minuten wroet een chauffeur in zijn neus, mond of ogen. Dat zagen de onderzoekers nadat ze uren aan beeldmateriaal van ervaren automobilisten hadden bekeken. Man of vrouw, oud of jong, dat maakt niet uit, schrijven ze in het vakblad Ergonomics. Iedereen is in de auto even onsmakelijk bezig.

Het is heel ongezond gedrag. We peuteren immers met het topje van een vinger of duim. En die worden nogal eens overgeslagen bij het handenwassen. De auto is een geduchte plek waar een virus dat je ergens hebt opgestreken, gedachteloos naar de kwetsbare luchtwegen wordt vervoerd.

Wat te doen? Het viel de onderzoekers op dat men zijn handen veel meer aan het stuur hield als het verkeer de aandacht opeiste. Snufjes die de automobilist terzijde staan, zoals de TomTom, verergeren het probleem alleen. Misschien kunnen de fabrikanten andere snufjes ontwikkelen die de automobilist wijzen op zijn gedrag. Maar ja, dat was nou net de charme van het autorijden. Eindelijk een plek waar je niet bang hoeft te zijn dat je partner of moeder je toeroept: ‘Zit niet zo in je neus te peuteren!’