Sinds de komst van de Afsluitdijk en de Noordoostpolder is het nauwelijks nog denkbaar, maar vroeger zwommen dolfijnen in de Zuiderzee. Die bereikten af en toe ook de kust bij Genemuiden. Vissers gingen daar op zijn zachtst gezegd weinig zachtzinnig mee om, zo blijkt uit krantenartikelen uit de zomer van 1926.
De vissers Poepjes, Van den Berg en Hoekman uit Genemuiden zien in juli van dat jaar een grote vis in de biezenlanden tussen het Ganzendiep en het Zwolsche Diep. Het dier steekt steeds met zijn rugvin boven de waterspiegel uit. Met vier boten gaan de vissers op het gevaarte af en blijkbaar niet met de bedoeling om het dier te helpen.
Natuurorganisaties en dierenliefhebbers gruwelen vermoedelijk van het krantenverslag uit die tijd. De journalist beschrijft zo ongeveer met het schuim op de mond de gebeurtenissen. Omdat de vissers geen wapens aan boord hebben, slaan ze de dolfijn met vaarbomen en staken met ‘stompige puntijzers’. “Hoe ze het dier ook bewerken, het schijnt niet erg onder de indruk...”, schrijft de journalist.
Na een gevecht van drie uur zijn de vissers bijna de wanhoop nabij en overleggen ze of ze ‘het monster’, zoals de krantenman de dolfijn betitelt, verder met rust moeten laten. Met zijn staart laat hij de kleinste boot af en toe behoorlijk heen en weer schommelen.
Uiteindelijk weten de vissers de dolfijn toch tussen twee boten in aan een ketting vast te maken. Zelfs dan weet de dolfijn de boten nog een tijd weg te drijven, maar als de vissers de dolfijn vastmaken aan een anker, is de strijd voorbij.
Het is dan ondertussen al laat op de avond en de Genemuidenaren vertrekken ‘doodop naar huis’. Als ze de volgende ochtend terugkeren, ontdekken ze dat de dolfijn het lange gevecht uiteindelijk toch niet heeft overleefd.
Reden tot veel mededogen is er niet. Volgens de krant brengen de vissers de dolfijn ‘in triomf’ Genemuiden binnen. Daarna gaat de driehonderd kilo wegende en dik drie meter lange dolfijn per auto naar Zwolle.