Tegenwoordig verstaan we onder crimineel gedrag alleen gedrag van mensen. Maar het is slechts een paar honderd jaar geleden dat in Nederland en de rest van Europa serieuze strafrechtprocessen gevoerd zijn tegen dieren. De dieren worden veroordeeld voor hun ‘criminele’ gedrag, krijgen een straf opgelegd en worden terechtgesteld. Op het huidige grondgebied van Nederland zijn zeker vijf van deze processen bekend.
Vanaf de dertiende eeuw zijn in Europa tientallen dieren voor het gerecht gedaagd en na een juridisch proces van veroordeling opgehangen, gewurgd, levend begraven, verbrand, onthoofd, verdronken of verbannen. De dierenprocessen die plaatsvinden in West-Europa zijn het gevolg van tegenstrijdige opvattingen over het dier en namen een plaats in tussen het geleerde recht en de volkscultuur. Hoewel ontstaan in de Late Middeleeuwen, bereiken dierenprocessen de grootste omvang in de zestiende en zeventiende eeuw.
De eerste bekende vermelding van een dier dat voor een Europese rechter moet verschijnen dateert uit 1266. Een varken uit het Franse stadje Fontanay-aux-Roses wordt door de monniken van het Genovefaklooster (Abbaye Sainte-Geneviève de Paris) ter dood veroordeeld wegens het bijten van een kind. Vanuit het noorden en oosten van Frankrijk verspreiden dierenprocessen zich naar Duitsland, Zwitserland, Italië en de Lage Landen. In Nederland zijn vijf dierprocessen bekend die tot de executie van een dier hebben geleid: een hond in Leiden, een koe in Arnhem en drie stieren in Middelburg, Zwolle en Baardwijk.
In 1595 wordt in Leiden een hond, met de naam Provetie, opgehangen, nadat hij een kind heeft gebeten, ‘in het bijzonder ten exempel (…) van andere kwade honden’. De hond heeft een stuk vlees aangeboden gekregen van het zoontje van Jan Jacobszoon van der Poel, hapt ernaar en bijt daarbij diep in de rechterhand‘…sodanig dat den bloede de wonde uytliep ende het kind in korte dagen daarna door den schrik, dezer wereld is komen te overlijden’.
De hond wordt gearresteerd en belandt in een cel, waar hij moet wachten op zijn proces. De bewijslast is overduidelijk: de hond heeft volgens het vonnis namelijk zonder dwang en ‘buyten pyn van ysere’ (marteling) een bekentenis afgelegd. De rechters, bij monde van de Leidse schout Loth Huygensz. Gael, veroordelen de hond ‘tot den Scherpregter met de Koorde aan de Galge tusschen Hemel en aarde zal werde gehangen’, waarna zijn dode lijf het galgenveld zal sieren tot ‘afschrik van alle andere honden’. Daarmee is de zaak nog niet afgedaan. Het vonnis vermeldt ook nog dat Provetie’s goederen verbeurd worden verklaard ten gunste van de gemeenschap.