Het KNMI ziet een duidelijke weersverandering door windparken op zee. Het effect is plaatselijk en tot zo'n 150 kilometer verderop te merken.
Windparken zijn energiebronnen, maar ook atmosfeer-mixers. Daardoor verandert het weer in de omgeving van de molens, blijkt uit onderzoek van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). De wind in de buurt van windparken neemt gemiddeld af en ook de temperatuur en luchtvochtigheid veranderen.
Het draaien van de rotorbladen van een windturbine zet de bewegingsenergie van wind om in elektriciteit. Hierdoor neemt de wind achter de turbine af. Door het draaien van de rotoren mixen bovendien de verschillende luchtlagen; vocht en warme lucht worden meer door elkaar gemengd en daardoor kunnen wolken worden gevormd of juist oplossen. In welke mate dit gebeurt is nog onduidelijk.
Het is niet zo dat de windparken leiden tot klimaatverandering, zegt het KNMI, want het effect van het draaien van de rotorbladen is plaatselijk. Toch is het effect van minder wind ook op grotere afstand, 50 tot 150 kilometer verderop, nog merkbaar.
Er komen steeds meer windparken en ze worden ook groter. Daarom is het belangrijk om te weten of die effect hebben op de natuur of het weer. In 2020 hadden de windenergieparken een gezamenlijk vermogen van 19 gigawatt. De komende decennia wordt dat tien keer zoveel. De opbrengst zal niet toenemen met een factor tien, omdat de molens wind van elkaar wegvangen als ze dichter bij elkaar staan.
Het KNMI heeft nog veel vragen. Wat gebeurt het met het weer als er meer windparken op zee komen? Wat betekent dat voor de wind achter iedere windturbine en voor de totale opbrengst? Er is nog meer onderzoek nodig om deze vragen goed te beantwoorden, stelt het KNMI.