"Een unieke vondst voor Alkmaar." Zo omschrijft stadsarcheoloog Nancy de Jong de 'penis op pootjes met vleugels' die bij een opgraving in het centrum van de stad tevoorschijn is gekomen. Het gaat om een nog geen twee centimeter groot metalen insigne: een eeuwenoud speldje dat op een revers of hoed gedragen kon worden.

Deze zomer onderzochten archeologen de grond onder twee gesloopte panden in de smalle Boterstraat, een zijstraatje dat de Langestraat met de Laat verbindt. "We duiken hier letterlijk in de late middeleeuwen", vertelde stadsarcheoloog Nancy de Jong toen al.

Ze ontdekten dat op die plek een veel groter huis gestaan moet hebben met rijkere bewoners, dan eerder gedacht. Daarnaast vonden ze een beerput en een kelder, die - nu alles gewassen en gesorteerd is - vol zaten met metalen verrassingen, scherven en tegeltjes.

De vondsten worden de komende maanden geïnventariseerd door Erfgoed Alkmaar. "De hele opgraving aan de Boterstraat is een topvondst, voor ons een sensatie", oordeelt De Jong, terwijl ze de penis-insigne van lood-tin trots laat zien. "Dit is wel het meest opvallende."

"Deze penissen zijn wel op andere plekken in Nederland gevonden, maar dit is voor Alkmaar de eerste. Sowieso hebben we veel metaal gevonden dat ook goed geconserveerd is en dat is heel bijzonder voor onze stad, omdat de grond hier zo is samengesteld dat het snel vergaat."

De 'vliegende penis' blijkt een fallusdier-insigne te zijn uit de periode 1350-1400. "Insignes zijn speldjes die gebruikt werden als je op bedevaart was geweest, zo van: 'kijk, hier ben ik geweest'. Een beetje zoals Instagram nu, maar toen speldde je dat op." Een voorbeeld van insignes is te zien op De Zeven Werken van Barmhartigheid in het Rijksmuseum.

"Alleen dit symbool hoort niet in die klasse; dit is niet iets van een verdienste. Je moet de penis meer zien als een middeleeuws bijgeloof. Dat als je iets dergelijks opspeldt, de demonen afgeleid raken van jou en zich focussen op de obscene voorstelling. Een soort bescherming, tegen het boze oog."

Maar er zal volgens De Jong in die tijd ook zeker om deze schunnigheid gelachen zijn, en er waren vele varianten van. Hoe het 'piemeltje' ooit in de Boterstraat terecht is gekomen, weet ze nog niet. "We beginnen nu eigenlijk pas met ons onderzoek en hopen dat later te kunnen verklaren."
Foto