Een rechter uit Washington voert momenteel een rechtzaak tegen een Zuid-Koreaans gezin, dat een stomerij bezit. Toen de man in 2005 rechter werd, ging hij regelmatig naar de zaak van de Chungs om zijn kostuums te laten wassen. Toen hij op een dag de broek van een van zijn kostuums kwam ophalen, bleek die spoorloos verdwenen. De man, Roy Pearson, eiste van de Zuid-Koreaanse eigenaars een vergoeding van meer dan 1.000 dollar (ruim 750 euro), de prijs van het hele kostuum. Een week later dook de broek van de rechter plots weer op en daardoor weigerden de Chungs het geëiste bedrag te betalen. Op dat moment besloot Pearson naar de rechtbank te stappen. Volgens hun advocaat hebben de Chungs geprobeerd om het op een akkoordje te gooien. Zo boden ze Pearson eerst 3.000 dollar (2.200 euro), dan 4.600 dollar (ongeveer 3.400 euro) en later zelfs 12.000 dollar (8.800 euro) aan. Maar Pearson was daar niet tevreden mee en zegt dat hij op veel meer geld recht heeft. Zo vraagt hij 15.000 dollar (11.000 euro), omdat hij nu elk weekend een auto moet huren om naar een andere stomerij te gaan. De zaak van de Chungs vertrouwt hij immers niet meer. "Hij zegt dat hij volgens de wet het recht heeft op een stomerij binnen vier blokken rond zijn flat", zegt de advocaat. In totaal vraagt de man liefst 65 miljoen dollar (bijna 48 miljoen euro) van de Chungs. Hij baseert zich hiervoor op een wet die de klanten in Washington moet beschermen. Hierdoor zouden ze een boete kunnen krijgen van 1.500 dollar per dag en per overtreding. De Chungs zijn alvast zwaar teleurgesteld en overwegen een terugkeer naar Zuid-Korea.