De Hoge Raad heeft op verzoek van een rechtbank een strafrechter ontslagen wegens ondermaats presteren. Aanleiding was niet de inhoud van haar beslissingen, maar gebleken ongeschiktheid: te laag werktempo, frequente afwezigheid, gebrek aan besluitvaardigheid, ongelukkige „persoonlijke presentatie” en niet nakomen van werkafspraken. Ook speelde „bekend worden van privégedrag” een rol. De Hoge Raad doelt op een ernstig drankprobleem. Afgedwongen ‘ongeschiktheidsontslag’ komt bij de rechterlijke macht vrijwel nooit voor. Rechters die zichzelf in opspraak brengen, nemen meestal zelf ontslag, soms onder druk van de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Uit de geanonimiseerde uitspraak blijkt dat de strafrechter, benoemd in 1992, van 1996 tot 2001 in functioneringsgesprekken vooral kritiek kreeg op haar productiviteit. Daarbij ging het om een beperkte inhoudelijke inbreng in de raadkamer, onvoldoende contact met collega’s, veel thuis werken, laat afwerken van vonnissen, onzekerheid tijdens zittingen en gebrek aan besluitvaardigheid. Geregeld werden zaken weggehaald omdat ze „te lang blijven liggen”. Zittingen werden slecht voorbereid, de behandeling vaak geschorst. Ook leunde ze te veel op griffiers „die soms de beslissing moeten formuleren”. De rechtbank vond het onverantwoord haar aan te wijzen voor enkelvoudige zittingen, waarop één rechter een zaak behandelt. Overplaatsing naar bestuursrecht en vermindering van het aantal uren hielp niet. Uit de beoordelingen tot 2004 blijkt dat er sprake bleef van achterstanden, kritiek op haar fungeren en „onduidelijkheden” over verlof en afwezigheid. Daarna worden de beoordelingen kritischer. Op haar aanwezigheid is „geen grip” meer. Ze toont geen verantwoordelijkheid voor een goede afhandeling van de zaken, de achterstanden duren voort. De rechter krijgt eind 2005 van de rechtbank „een laatste kans”, mits ze haar tempo verhoogt en „haar uiterlijk en hygiëne beter verzorgt”. In het voorjaar van 2006 is er een incident dat de deur dicht doet. Zij wordt door de politie „in verwaarloosde toestand aangetroffen in haar woning”. Ze was onder invloed, de woning was „sterk vervuild en er was sprake van brandgevaar”. Ze krijgt ruzie met de politie, die haar onder dwang meeneemt naar het bureau, waar ze in een ‘ophoudkamer’ wordt ingesloten. In 2006 wordt ze voorgedragen voor ontslag. Ze wordt echter volledig arbeidsongeschikt verklaard, herstelt van haar verslaving en krijgt in 2007 een kans om te reïntegreren als rechter bij een andere rechtbank. Dat mislukt: ook bij deze rechtbank is men ontevreden over tempo, inbreng, communicatie en het optreden ter zitting. De Hoge Raad oordeelt nu dat de rechter ongeschikt is. Het ontbreekt deze rechter aan „eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van haar taak als rechter vereist zijn”.