Op een tijdsbalk is links het verleden en rechts later in de tijd. Logisch. Toch? Hoe we over tijd en ruimte denken blijkt echter afhankelijk te zijn van de taal die we spreken.
Sommige volken plaatsen daarom het verleden juist rechts en andere zelfs altijd in het oosten.
Voorbeeld: Zet een stip een velletje papier. Als die stip ‘vandaag’ verbeeldt, waar zou je dan een stip voor ‘gisteren’ plaatsen?
Grote kans dat je die links van de eerste stip zet. Je denkt misschien dat dit niets met taal te maken te heeft, maar dan vergis je je. Mensen die Hebreeuws spreken zetten de stip juist rechts van de eerste stip. Blijkbaar bepaalt de taal die je spreekt hoe je denkt over abstracte zaken als tijd en ruimte.
Leva Boroditsky, assistent-professor aan de Stanford University (VS) ging naar Pormpuraaw, een Aboriginal-dorpje in Noord-Australië. De bewoners daar liet ze dezelfde taak uitvoeren met de stipjes en vroeg hun ook nog om reeksen afbeeldingen op volgorde te leggen. Dit waren bijvoorbeeld foto’s van een man in verschillende fasen van zijn leven. Wat Boroditsky vond was erg opvallend: de Pormpuraawanen legden de kaarten niet consistent van links naar rechts of van rechts naar links. In plaats daarvan legden ze ze steeds van oost naar west, onafhankelijk van hoe ze zelf georiënteerd zaten.
De hele concepten ‘links’ en ‘rechts’ bleken in hun taal niet voor te komen. Waar wij in het Westen ruimtelijke informatie verwoorden aan de hand van ons eigen lichaam, gebruiken deze Aboriginals juist de kompasrichtingen. Boroditsky denkt dat dit zo is ontstaan door de baan van de zon: die komt op in het oosten, en verdwijnt later op de dag in het westen.
Ergens is dat een heel praktisch systeem: nooit meer onduidelijkheden als ‘Voor jou of voor mij links?’ Al klinkt het voor ons wel een beetje vreemd om te zeggen ‘Nee, dat schilderij moet nog iets naar noord-noordwest’. En je moet dan dus altijd weten waar het noorden is, ook als je in een gebouw bent dat je nog nooit eerder van binnen hebt gezien. Volgens Boroditsky hebben de Pormpuraawanen hier echter totaal geen moeite mee. Een vijfjarige kan daar zonder aarzelen het noorden aanwijzen, iets waar zelfs de slimste westerling grote moeite mee heeft. Haar onderzoek toont dus aan dat niet alle mensen op dezelfde manier denken. En dat taal daar een onderscheidende factor in is.