De Sint had last, van vijf jonge knapen.
Tijdens zijn inkomst, stonden ze te gapen.
Niet veel goeds hadden zij al in de zin.
Ondanks veel blijde ouders, met hun gezin.
Maakten zij het bont, de Sint niet al te makkelijk.
Stout als ze zijn, gaven ze ook geen blijk.
Van enig respect, voor onze goede Sint.
Gooiend met nepfruit, plaagden zij eensgezind.
Al dra verscheen, gelukkig al snel, Oom Agent.
Deze ving jammer genoeg, een enkele vent.
Mopperend en zeurend, over deze gang van zaken.
Zei de hoofdpiet: de roe zal de rest wel raken.