Een poolreiziger was een eeuw geleden zo geschokt door seksuele handelingen van pinguïns op de Zuidpool, dat de informatie niet gepubliceerd werd. Een eeuw later zijn de gegevens alsnog geopenbaard door het Natural History Museum in Engeland.
Een bioloog uit het team van kapitein Scott in 1910 vond de seksuele escapades te verdorven om er over te kunnen schrijven. Maar wetenschappers begrijpen nu de biologische redenen achter deze handelingen.
De bioloog George Murray Levick was de eerste mens die een heel broedseizoen bij een kolonie pinguïns verbleef. Hij registreerde veel details over het leven van de pooldieren. Maar hij was geschokt door wat hij beschreef als "verdorven" seksuele handelingen van "hooligan"-mannetjes, die seks hadden met dode vrouwtjes. Hij was er zo ondersteboven van dat hij de "perverse" activiteiten in het Grieks opschreef.
Ook seksuele dwang, seksueel en fysiek misbruik van kuikens en homoseksueel gedrag werden door de bioloog beschreven. Na terugkomst in Engeland nam de bioloog het seksuele gedrag niet op in het officiële verslag. Wel werd besloten om honderd kopieën van zijn aantekeningen over het seksuele gedrag te verspreiden onder een select groepje wetenschappers.
Volgens een curator van het Natural History Museum is wat de pinguïns doen met dode vrouwtjes niet te vergelijken met necrofilie bij mensen. De positie waar de vrouwtjes in liggen brengt de mannetjes in een staat van seksuele opwinding, zegt de curator. "De mannetjes maken geen onderscheid tussen levende vrouwtjes die seks willen en dode pinguïns die toevallig in dezelfde positie liggen."
Twee van de honderd kopieën zijn teruggevonden. Een nieuwe interpretatie van de gegevens is nu gepubliceerd in het tijdschrift Polar Record.