In Noord-Frankrijk hebben archeologen in 2011 21 Duitse soldaten opgegraven. De soldaten werden gevonden in een ondergrondse schuilplaats, die was ingestort na een Franse aanval in maart 1918. De schuilplaats was sindsdien niet meer open geweest.
De tombe laat het leven zien van de soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. ‘Het is een beetje als Pompeii’, stelt de Franse archeoloog Michaël Landoldt. ‘De schuilplaats is in enkele seconden ingestort en men kan precies zien hoe het er in die tijd uitzag.’
Er zijn veel persoonlijke spullen gevonden in de tunnel. Laarzen, helmen, wapens, een wijnfles, portemonnees, sigarettendoosjes, een rozenkrans en boekjes zijn teruggevonden bij de lichamen van de Duitsers. Daarnaast is er een skelet van een geit aangetroffen. De aanwezigheid van dit dier kan wellicht verklaard worden als een bron van verse melk.
De tunnel, die zes meter onder de grond ligt en 1.80 meter hoog is, was voorzien van verwarming, telefoonverbinding, elektriciteit, bedden en een pomp om water weg te pompen. De tunnel had zestien uitgangen en bij een noodgeval konden er vijfhonderd mensen in schuilen.
De tunnel was gebouwd van zwaar hout. De beoogde duurzaamheid van de tunnel laat zien hoe statisch het vechten was tijdens de Eerste Wereldoorlog. Beide kampen bouwden loopgraven langs het front, dat liep van de Zwisterse grens tot de Belgische Noordzeekust. Vanaf het moment dat deze loopgraven gebouwd waren, veranderde er weinig meer aan de ingenomen posities.
De Fransen vielen de Duitse tunnel aan met speciale bommen die de grond penetreerden en de zijmuren van de tunnel opbliezen. Het Franse bombardement hield zes uur aan, tot de tunnel uiteindelijk instortte. Artikel met foto's