Als de gemeente op straat gedumpt vuil minder vaak opruimt, dan reageren bewoners door nog meer vuil op straat te dumpen. Dit blijkt uit een langlopend experiment in een woonwijk in Rotterdam-Zuid. Het onderzoek werd uitgevoerd in een samenwerking tussen de Gemeente Rotterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam en Tilburg University. De resultaten zijn deze maand ‘online first’ verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Environment and Behavior.
Drie maanden lang ruimden de gemeentelijke diensten huisvuilzakken, grofvuil en zwerfvuil rond gezamenlijke afvalcontainers minder vaak op in een deel van de wijk. In plaats van een dagelijkse schoonmaak reden de diensten nog maar twee tot drie keer per week langs. De hoop was dat bewoners na verloop van tijd hun leefomgeving minder zouden vervuilen. Ze konden er immers niet meer op rekenen dat hun vuil binnen 24 uur door de gemeente werd verwijderd. De realiteit was dat de neiging tot vuil dumpen met 75 procent toenam vergeleken met het deel van de wijk waar de frequente schoonmaak gehandhaafd bleef.
Het experiment toetst een vraag waar veel gemeenten mee worstelen. Veel gemeenten maken de straten frequent schoon uit de overtuiging dat vuil op straat nieuw vuil aantrekt. Maar frequent schoonmaken kan ook een uitnodiging vormen voor bewoners om niet langer zelf de straat schoon te houden. Als dat waar is, dan komt door frequent schoonmaken de verantwoordelijkheid voor een schone straat meer bij de overheid en minder bij de burger te liggen.
Het Rotterdamse experiment laat zien dat als de overheid vaak schoonmaakt, burgers de straat ook schoner houden door minder te dumpen. In eerder onderzoek was zo’n ‘schoon blijft schoon’ en ‘vuil trekt vuil aan’ effect al aangetoond in parkeergarages, pretparken en winkelcentra. Het is voor het eerst dat het effect in de eigen woonomgeving van mensen en op de langere termijn is onderzocht.