Giftige reuzenpadden en Europese karpers vormen al jaren een probleem in Australië. En ook de vele konijnen en kamelen zijn de Australiërs een doorn in het oog. Het zijn stuk voor stuk invasieve diersoorten, exoten die andere dieren wegconcurreren of voor andere problemen zorgen. Maar hoe dwing je de populatie van die dieren terug?
In het noordoosten van Australië vormen de 'cane toads' een ware plaag. De giftige reuzenpadden zijn intussen met meer dan honderd miljoen en zitten dus overal. Bovendien zijn ze een dodelijke prooi voor onder meer de geelgevlekte varaan. Als dit dier de reuzenpad opeet, vergiftigt en doodt hij zichzelf. Onderzoekers schatten dat de populatie van deze varanensoort met negentig procent is afgenomen door toedoen van de cane toad - een groot probleem dus.
Maar onderzoekers van de Universiteit van Sydney lijken een manier te hebben gevonden om de geelgevlekte varaan van de ondergang te redden. Ze kunnen namelijk leren om dit giftige hapje voortaan voorbij te lopen. Een kleine reuzenpad is namelijk nog niet giftig genoeg om dodelijk te zijn. Door deze aan een varaan te voeren, leert hij om nooit meer op de cane toad te jagen. Daarom vangen onderzoekers zoveel mogelijk varanen en voeren ze jonge reuzenpadden, om ze vervolgens weer vrij te laten. Op die manier hopen ze de varaan te behoeden voor uitsterving door vergiftiging.
In Australië bestaan bovendien zogenoemde 'toadbusters', mensen die jagen op de reuzenpad. Er zijn zelfs televisieprogramma's over de jacht op de padden. Hoewel ze haast onmogelijk zijn uit te roeien, hopen de jagers de impact van de reuzenpad zo klein mogelijk te houden. Niet alleen de varaan heeft namelijk te lijden onder het dier, ook vogels, krokodillen en slangen jagen er graag op.
Voor het probleem van de Europese karpers hebben onderzoekers een wel erg radicale oplossing bedacht: het verspreiden van herpes. Deze ziekte tast het weefsel van de vissen aan en zorgt ervoor dat ze na verloop van tijd verdrinken. We hoeven niet bang te zijn dat ook andere dieren hier last van krijgen. Deze ziekte raakt alleen de Europese karper en is niet verwant aan de herpesvariant van andere dieren of die van mensen.
Maar waarom moeten die karpers zo nodig verjaagd worden uit de Australische rivieren? Zoals de naam al zegt, is deze vissoort afkomstig uit Europa en hoort hij eigenlijk niet thuis in dit land. De karpers eten namelijk op een nogal ongebruikelijke manier, waarbij ze de bodem van de rivier als het ware omploegen. Daardoor kunnen planten niet meer teruggroeien. En laat dat nu net essentieel zijn voor veel vissen om zich voort te kunnen planten. Door de karpers minder kans te geven in de Australische Murrayrivier, moeten de inheemse diersoorten weer op kunnen bloeien.
De konijnen in Australië krijgen - net als de karpers - te maken met een virus. De dieren planten zich razendsnel voort en vormen een immense kostenpost voor de Australische landbouwsector. Daarnaast maken ze het andere dieren haast onmogelijk om nog aan voedsel te komen.
Aan het konijnenprobleem in Australië wordt dan ook al jaren gewerkt. De dieren zijn in het land terechtgekomen in de tijd van de Engelse kolonisten, omdat die graag op het dier jaagden. Nu is de overheid al twintig jaar bezig met het uitroeien van de knaagdieren. Het is de bedoeling dat er nog dit jaar een virus losgelaten wordt dat de konijnenpopulatie sterk terug moet dringen. Er zijn al meerdere virussen losgelaten, maar iedere keer werden de dieren na verloop van tijd resistent. Waarschijnlijk zal dat ook deze keer weer gebeuren, maar op deze manier worden de aantallen in ieder geval voorlopig in toom gehouden.
Halverwege de negentiende eeuw werden kamelen naar Australië gehaald, voornamelijk om als vervoermiddel te dienen. Maar toen de auto kwam, werden de dieren aan de kant geschoven. De toendertijd 12.000 kamelen hebben zich sindsdien enthousiast voortgeplant en nu laten ruim een miljoen kamelen een spoor van vernieling achter - een natuurlijke vijand hebben de dieren namelijk niet.
Het grootste probleem is dat kamelen erg veel water drinken. Daardoor raken waterputten leeg en blijft er weinig over voor inheemse Australische diersoorten, zoals de kangoeroe. Daarnaast slopen ze veel hekken, leidingen en andere bouwwerken. De autoriteiten proberen al jaren met een oplossing te komen, maar in het geval van de kameel is die nog niet gevonden. Boeren schieten de dieren dood en kamelen worden soms geëxporteerd naar landen waar het vlees gegeten wordt, maar het zijn er simpelweg te veel om echt iets uit te richten. Zolang de Australiërs dus zelf geen kamelenvlees gaan eten, lijkt een oplossing nog ver weg.