Verpleegkundigen en artsen zien voor zichzelf vaker af van levensverlengende behandeling dan hun patiënten, blijkt uit een onderzoek van KNMG en V&VN.
Van de doorsnee bevolking verwacht 13% elke levensverlengende behandeling aan te zullen grijpen mochten ze een slechte prognose krijgen. Onder artsen en verpleegkundigen ligt dit percentage beduidend lager (2% en 3%). Dit blijkt uit een onderzoek dat V&VN en artsenorganisatie KNMG eind 2015 uitvoerden en dat deze week wordt gepubliceerd in Medisch Contact.
Met name over reanimatie, dialyse en beademing lopen de denkbeelden uiteen. Zo zegt 55% van het algemene publiek bij een beperkte levensverwachting nog voor reanimatie te kiezen, tegenover 10% van de artsen en verpleegkundigen. Volgens de onderzoekers kunnen die verschillen voortkomen uit het feit dat zorgverleners vaker in aanraking komen met lijden en dood. Ook lijkt het erop dat mensen die weinig in aanraking komen met de geneeskunde daar een ‘te positief beeld’ van hebben.
Het onderzoek wordt gepresenteerd op het congres 19 februari ‘Niet alles wat kan, hoeft’, het afsluitende congres van de KNMG-stuurgroep Passende zorg in de laatste levensfase, die vorig jaar ook een rapport over dit onderwerp uitbracht. Daarin riep de stuurgroep artsen op om ‘uit de behandelstand te komen’. Verder moet in richtlijnen meer aandacht komen voor de optie om van behandeling af te zien en moeten gesprekken over het levenseinde gewoner worden.
Uit een poll op Nursing bleek een aantal jaar geleden al dat bijna alle verpleegkundigen vinden dat er te lang wordt doorbehandeld. Verpleegkundigen zouden hun rol daarin moeten pakken, vindt verpleegkundige en medisch socioloog Hugo van der Wedden, een van de sprekers op het congres aanstaande vrijdag. Maar de ziekenhuispraktijk is weerbarstig. ‘Het is veel makkelijker om gewoon mee te gaan in de curatieve flow. Dat doorbreken kost telkens energie en tijd. Een palliatieve insteek is de uitzondering die met veel gedoe tot stand komt of niet, gewoon behandelen is de regel. De vraag is hoe de cultuur van gewoon behandelen doorbreken moet worden.’
Ook V&VN-voorzitter Henk Bakker hamert erop dat verpleegkundigen meer hun stem laten doorklinken. Naar aanleiding van het congres schrijft hij in een blog op de website van de KNMG dat verpleegkundigen veel zien en horen van patiënten en familie wat voor anderen verborgen blijft. Soms lijkt een patiënt in te stemmen met een door de arts voorgestelde behandeling. Later blijkt in het contact met de verpleegkundige of verzorgende nogal eens dat er toch veel vragen en twijfels bij de patiënt leven. Dat is belangrijk om te delen.’