Op veel basisscholen en middelbare scholen werd het jarenlang onderwezen: in de Middeleeuwen geloofden de mensen dat de Aarde plat was, in plaats van bolvormig.
Maar vrijwel alle middeleeuwse wetenschappers wisten dat het aardoppervlak gekromd moest zijn.
De oorzaak is een boek A History of the Life and Voyages of Christopher Columbus, door de Amerikaanse auteur Washington Irving, gepubliceerd in 1828.
Irving schreef dat enkele “domme” leden van een Spaanse commissie die omstreeks 1488 moest oordelen over de haalbaarheid van Columbus’ plannen niet geloofden in de bolvorm van de Aarde. Irving moet dit verhaal verzonnen hebben, feitelijk is zijn boek geen wetenschappelijke biografie, maar een soort historische roman – wat veel lezers helaas niet door hadden.
In de decennia na de publicatie van Irving’s boek verschenen er diverse boeken waarin werd gesteld dat de Middeleeuwers, inclusief het grootste deel van hun wetenschappers, geloofden dat de Aarde plat was. De meeste auteurs van die boeken citeerden niet uit het boek van Irving, maar richtten hun pijlen op christelijke kerkvaders uit de vroege Middeleeuwen, die ervoor gezorgd zouden hebben dat het wereldbeeld van de bolvormige Aarde – dat bekend was bij de “wijzere” Grieken en Romeinen – werd vervangen door het wereldbeeld van een platte Aarde. De 19de eeuwse auteurs van dergelijke boeken hadden meestal een hekel aan priesters, omdat die de voortgang van de wetenschap in de weg stonden – wat in die tijd bijvoorbeeld van toepassing was voor de biologische evolutietheorie van Charles Darwin, gepubliceerd in 1859.
Helaas kregen deze “zwartmakers” van de kerkvaders meer aandacht dan ze verdienden, en de gedachte van de “domme Middeleeuwer”, met zijn geloof in een platte Aarde, kreeg een plaats in vele geschiedenisboeken, en in schoolboeken. Er kwamen – vanaf omstreeks 1880 – hele generaties van leraren en leerlingen die niet beter wisten dan dat de Middeleeuwers hadden geloofd in een platte Aarde.