Een rijksbijdrage van een miljard euro om woningbouwprojecten te versnellen moest extra huizen op gaan leveren, maar het is zeer de vraag of het ook maar één extra huis heeft opgeleverd. Tot die conclusie komt de Algemene Rekenkamer in een rapport over de zogenoemde Woningbouwimpuls.

Het vorige kabinet stelde in 2019 een bedrag van 1 miljard euro beschikbaar om iets te doen aan het nijpende woningtekort. Het geld was bestemd voor gemeenten die plannen hadden die in een vergevorderd stadium waren. Het moest gaan om plannen die op dat moment financieel nog niet rond waren, bijvoorbeeld omdat bedrijven moesten worden uitgekocht. Ook was het de bedoeling dat het werd gebruikt om vooral betaalbare huizen te realiseren.

Het geld kwam de afgelopen jaren terecht bij 92 projecten, verspreid over het land. Toenmalig minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken constateerde trots dat het was gelukt om er bijna 140.000 huizen sneller mee te realiseren. Bovendien verklaarde ze dat 65 procent daarvan in de categorie betaalbaar valt: sociale huurwoningen, middenhuurwoningen en goedkope koopwoningen.

De Rekenkamer stelt echter dat het maar zeer de vraag is of het miljard goed is besteed. Volgens Ewout Irrgang van de Rekenkamer is niet aangetoond dat de projecten er zonder het geld van het Rijk niet waren gekomen.

Ook is volgens hem volstrekt onduidelijk of er door de Rijkssteun ook maar één extra huis wordt gebouwd. Hij wijst er op dat de kans groot is dat er sprake is van verdringing. Dat wil zeggen dat de bouwplannen met de steun voorrang kregen waardoor andere projecten mogelijk vertraagd zijn.

Volgens de Rekenkamer is daarnaast onvoldoende gewaarborgd dat de goedkope midden-huurwoningen in de toekomst betaalbaar blijven. Hetzelfde geldt voor de goedkope koopwoningen. Hierover zijn volgens Irrgang geen afspraken gemaakt.

Het onderzoek van de Rekenkamer is relevant omdat het huidige kabinet de woningbouwimpuls voort wil zetten. Volgens Irrgang ontbreekt nu elke analyse die aangeeft wat het probleem is en waarom het zinvol is veel geld in gemeentelijke projecten te steken.

Hij adviseert minister Hugo de Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bovendien om goed te kijken naar het gevaar van verdringing, hoewel dat volgens Irrgang met de huidige tekorten aan bouwvakkers en materialen moeilijk te ondervangen is.

Minister de Jonge zegt in een reactie dat hij niet van plan is te stoppen met de woningbouwimpuls: gemeenten geven volgens De Jonge aan dat ze met het Rijksgeld meer en sneller kunnen bouwen.

De Jonge wil verdringing van andere bouwplannen voorkomen door keiharde afspraken te maken met gemeenten en provincies over de woningbouw. Hij kondigde eerder al aan dat hij ervoor wil zorgen dat betaalbare midden-huurwoningen ook betaalbaar blijven. Bewoners krijgen straks de mogelijkheid naar de huurcommissie te stappen als verhuurders ineens woekerhuren gaan vragen.