Het tekort aan banen op het Iberisch schiereiland jaagt sinds de start van de kredietcrisis in 2008 duizenden Spaanse gelukszoekers Europa in.
Veel Spanjaarden zoeken hun heil in landen als Duitsland en Nederland. Kwamen er voor de crisis van 2008 per jaar zo’n 1.200 per jaar naar Nederland, in 2012 was dat aantal meer dan verdriedubbeld. 3.700 Spanjaarden kwamen in dat jaar naar ons land, waarvan een groot deel als arbeidsmigrant.
Maar ook in 2013 bleven de Spanjaarden komen. Zo ook Jesús Jiménez Míron. Jesús werd 32 jaar geleden geboren in een klein dorpje nabij de stad Avila, ten noordwesten van Madrid. Ook het gezin Míron werd geraakt door de crisis. Hoewel zijn vader een baan als tuinman heeft, moesten zijn ouders, zijn zus en hijzelf rondkomen van achthonderd euro per maand.
Jesús zelf was in 2013 al ruim een jaar werkloos. Werk vinden in de paardensector, waar hij ervaring in heeft, bleek dicht bij huis onmogelijk. En omdat hij niet op de zak van zijn vader wilde blijven teren, besloot hij verder van huis te gaan zoeken. Maar wat doe je als je geen geld voor de trein of het vliegtuig hebt? “Ik heb mijn paard gepakt en ben op pad gegaan”, vertelt hij tegen z24.nl.
In oktober 2013 bestijgt hij zijn paard Campéon en zet koers richting het noordoosten. Met een mantel, een slaapzak en een tas vol chorizo trekt hij de provincie in, richting de Spaans-Franse grens. In de stad Ségovia, op zo’n negentig kilometer van zijn ouderlijk huis, krijgt hij voor het eerst hulp: onderdak voor hem en zijn paard.
Hoe noordelijker hij komt, hoe meer hij op zichzelf is aangewezen. “In Segovia waren de mensen nog wel vriendelijk, daarna viel het tegen”, aldus Jesús, die Spanje nog nooit had verlaten. Na bijna een maand in het zadel arriveert hij in de stad Burgos, op zo’n tweehonderd kilometer van Frankrijk. “Ik was 10 kilo afgevallen, mijn paard 25 kilo.”
Zijn reis blijft niet onopgemerkt. De Madrileense Ana Masoliver, die bij het bedrijf Molenkoning in het Noord-Brabantse Reek werkt, leest een verhaal over hem. Als ze haar baas Jos de Swart over Jesús’ hachelijke avontuur vertelt, besluit hij hem naar Nederland te halen en een baan en een inkomen te bieden. En alsof dat nog niet genoeg is, biedt De Swart hem ook gratis kost en inwoning aan.
Hoewel hij zijn paard Campéon in Burgos moest achterlaten, is Jesús blij dat zijn doel heeft bereikt. Bij Molenkoning, dat onder meer stapmolens en paardenstallen produceert en exporteert, onderhoudt hij de stallen van de paarden van eigenaar De Swart. In zijn vrije tijd volgt hij een cursus Nederlands. Tot hij de taal machtig is, fungeert collega Ana als zijn tolk.
Hoewel Jesús een van de vele Spanjaarden is die in het buitenland werkt, kent hij niemand die dezelfde stap heeft genomen. “Uit mijn dorp ben ik de enige voor zo ver ik weet.” Voorlopig is hij van plan in Nederland te blijven. Uiteindelijk wil hij op zichzelf gaan wonen. Dat is niet goedkoop, zeker niet voor Jesús. Maar omdat hij nu bijna niets uitgeeft – kost en inwoning krijgt hij van zijn baas – zet hij zijn loon daarvoor opzij.