30 jaar lag er een mysterieuze schedel in een donkere kelder onder Kopenhagen. Nu hebben onderzoekers met DNA-tests de code van de eigenaar ervan gekraakt.
Walvisjagers in Groenland vingen weleens witte dolfijnen met een bol voorhoofd. Ook vingen ze wel grijze, gevlekte narwals met een eenhoornachtige slagtand.
De doorgewinterde jagers wisten toen al dat narwals en witte dolfijnen zich verplaatsen aan de hand van de seizoenen en het komen en gaan van het ijs. Ze wisten dat de twee dolfijnsoorten 3 tot 5 meter lang worden en tussen de 800 en 1500 kilo wegen. En ze wisten precies waar ze op joegen: narwals en witte dolfijnen.
Maar op een dag in 1990 keken de jagers vreemd op toen ze drie dolfijnen in hun net hadden die ze nog nooit hadden gezien.
De dieren waren zo bijzonder dat een van de walvisjagers een schedel cadeau deed aan een onderzoeker van de universiteit van Kopenhagen. De wetenschappers vroegen zich af of het dier een kruising tussen twee soorten kon zijn, een zogeheten hybride. In die tijd waren ze echter nog niet ver genoeg met DNA-analyses van botten om de hypothese te kunnen testen.
Daardoor bleef het raadsel bijna 30 jaar onopgelost en raakte het in de vergetelheid. Maar nu is de herkomst van de dolfijn dan toch boven water gekomen.
Er is vrij weinig bekend over de paring van narwals en witte dolfijnen. Dat komt doordat de dieren vaak paren op grote diepte, onder grote ijsschotsen en gletsjers. Maar hier ligt wel de sleutel tot het geheim van de schedel.
We weten dat beide soorten hun jongen vrijwel tegelijkertijd en op dezelfde manier krijgen, zogen en grootbrengen.
Maar pas toen de onderzoekers van de universiteit van Kopenhagen het erfelijk materiaal – het genoom – van de 30 jaar oude walvisschedel onderzochten en het vergeleken met het DNA van acht narwals en acht witte dolfijnen die leven in de Groenlandse baai Qeqertarsuup tunua, werd er meer duidelijk.
De hybridehypothese uit de jaren 1990 hield steek. De schedel is van een dolfijn met een narwal als moeder en een witte dolfijn als vader. In het Engels wordt het dier narluga genoemd, een samentrekking van de Engelse aanduidingen beluga en narwhale.
Er is dus een kruising toegevoegd aan de evolutie- en geschiedenisboeken van het dierenrijk. En dat is opvallend als je bedenkt dat de twee soorten die met elkaar paarden, niet heel veel gemeen hebben.
Zoals gezegd lijken de narwal en de witte dolfijn niet erg op elkaar. Maar door een biologische bril gezien zijn ze wel nauw verwant.
De narwal en de witte dolfijn horen namelijk allebei – als enige nog levende soorten – tot de familie van grondeldolfijnen.
De inmiddels minder mysterieuze schedel bevindt zich nu in het natuurhistorisch museum in Kopenhagen. Volgens de onderzoekers is het het enige gedocumenteerde bewijs dat de witte dolfijn en de narwal met elkaar paren.
Ze zijn er echter van overtuigd dat zich meer exemplaren onder het zeeoppervlak moeten bevinden die het daglicht nog niet hebben gezien.
Foto