Delfzijlster Michael Groeneveld vond woensdag bij het graven in zijn achtertuin een Duitse anti-personeelsmijn uit de Tweede Wereldoorlog. Als oud-militair wist hij naar eigen zeggen meteen dat het foute boel was, maar ook hoe hij ermee om moest gaan.
Hij stootte letterlijk op het explosief toen hij bezig was om een kleilaag te verwijderen uit de achtertuin van zijn woning in het centrum van de havenstad.
Hij legde de mijn eerst voorzichtig opzij. Later bracht hij de mijn lopend in een emmer naar het politiebureau, zo'n 300 meter verderop.
Daar legde hij de emmer op de stoep en belde aan. De agenten vroegen hem waarom hij de mijn bij het bureau had neergelegd.
Volgens Groeneveld wordt bij het weghalen van zo'n explosief de wijde omgeving ontruimd. Dat wilde hij zijn omwonenden in het centrum niet aandoen. De omgeving van het politiebureau leek hem meer geschikt.
Wel wist hij dat hij bij zijn tocht naar het bureau een bepaald risico nam. Bij de mijn gaat het om een zogeheten S-mijn die - als erop wordt getrapt - eerst een meter omhoog springt en dan ontploft. Daar komt nog bij dat oude mijnen erg verroest en onstabiel kunnen zijn.
De politie waarschuwde de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) die de mijn uiteindelijk onder haar hoede heeft genomen.
Groeneveld vraagt zich wel af hoe de mijn in zijn achtertuin terecht is gekomen. Dat er in Delfzijl en omstreken zwaar gevochten is tijdens de bevrijding van de Duitse bezetting in ons land, zou daar mogelijk een antwoord op zijn. De Duitsers hadden zich in en rond Delfzijl ingegraven om een terugtocht naar Emden mogelijk te maken.