De bodem in Nederland daalt al eeuwen, maar pas vrij recent wordt de urgentie van het probleem erkend. Overal in het land doen overheden inmiddels proeven gericht op voorkomen en aanpassen. Met het risico dat het wiel steeds opnieuw wordt uitgevonden. Tijd voor een nationaal programma bodemdaling.
Aan het oerhollandse landschap met molens en grazende koeien in groene weiden hangt een prijskaartje dat bodemdaling heet. De veengebieden in het westen en noorden van Nederland lagen rond 1000 na Chr. nog boven de zeespiegel, maar dit veranderde in de eeuwen daarna. De oorzaak: landontginning. Ontwatering met molens en gemalen maakte de bodem weliswaar geschikt voor landbouw, maar leidde ook tot inklinking en oxidatie van veen, met bodemdaling als gevolg. ‘Wij hebben ons letterlijk naar beneden gepompt. De afgelopen 1000 jaar zijn de veengebieden zo’n 10 meter gedaald’ zegt Tommy Bolleboom (verwijst naar een andere website), senior-adviseur Bodem+ van Rijkswaterstaat.
Nog steeds zorgen gemalen ervoor dat het water in de veengebieden – bijna 10% van het Nederlandse grondgebied – onder het maaiveld staat. Hierdoor kunnen boeren blijven boeren en staan de koeien met droge poten in de wei. Ondertussen gaan de inklinking en oxidatie door en blijft de bodem dalen: jaarlijks gemiddeld met ongeveer een centimeter. Bijkomend milieuprobleem: bij de veenoxidatie wordt ook CO2 uitgestoten.
De bodem daalt niet alleen op het platteland. In de steden drukt het gewicht van gebouwen en infrastructuur het veen samen – een proces dat ‘zetting’ wordt genoemd – waardoor ook hier de grond zakt. De toename van het aantal huishoudens en de stevige bouwopgave tot 2050 zullen de kwetsbare bodem de komende decennia alleen maar meer belasten. Tel hierbij de bodemdaling als gevolg van de winning van olie, gas, zout of grondwater bij op en het is duidelijk dat Nederland voor een serieus probleem staat.
Zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied wordt de bodemdaling veroorzaakt door menselijk handelen. Dat besef is volgens Bolleboom pas vrij recent ontstaan. ‘De kennis van de bodem en van de effecten van oxidatie, inklinking en zetting is de afgelopen 20 jaar sterk toegenomen. Daardoor is ook de bewustwording van het probleem vergroot. De klimaatverandering heeft het onderwerp de laatste jaren nog urgenter gemaakt. Tijdens droge zomers zakt door verdamping en gebrek aan regenwater het grondwaterpeil verder – de afgelopen zomer met zo’n 30 centimeter – waardoor er meer afbraak van veen kan plaatsvinden. In de steden kunnen de houten palen waarop oude gebouwen en woningen zijn gebouwd, door de droogte beginnen te rotten. Daarnaast zorgt de zeespiegelstijging in combinatie met de bodemdaling voor extra veiligheidsrisico’s. De dijken worden zwaarder belast, terwijl het land steeds dieper komt te liggen. Daar maken wij als Rijkswaterstaat ons terecht zorgen over.’
Droogte en zeespiegelstijging veroorzaken niet alleen bodemdaling, maar op sommige plekken ook verzilting van de grond. Bij een tekort aan zoet water en het stijgen van de zeespiegel rukt zout water op: via de rivieren en, in het kustgebied, via het grond- en oppervlaktewater. Daarnaast is er als gevolg van de bodemdaling sprake van een toenemende opwaartse druk van grondwater. Bolleboom: ‘Als het bodempeil door ontwatering en droogte te laag wordt, kan er ‘kweldruk’ ontstaan van onderaf. Deze is zo hoog dat het – ook deels zoute – grondwater naar het oppervlak dringt. Dit ‘opbarsten’ gebeurt nu al op een aantal plekken in Zuid-Holland. De waterschappen krijgen het land daar met normaal waterbeheer niet meer droog. Het gevolg is dat de grond minder geschikt wordt voor de huidige vormen van landbouw.’