Groningse onderzoekers dateren het verblijf van de Vikingen in de Nieuwe Wereld tot op het jaar nauwkeurig: 1021.

Columbus was niet de eerste Europeaan die Amerika aandeed. De Vikingen waren hem zo’n vijfhonderd jaar voor. Sagen verhalen van hun oversteek vanuit Groenland, en in Newfoundland zijn resten van een nederzetting gevonden. Maar wanneer ze er precies zijn geweest, bleef onduidelijk. De sagen zijn pas twee eeuwen later geschreven en als historische bron niet erg betrouwbaar. En de resten in Newfoundland zijn wel met de koolstofmethode gedateerd, maar daar zit een foutmarge van al gauw honderd jaar in.

Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) hebben deze dateringsmethode naar een hoger plan getild. In Nature geven ze woensdag op het jaar nauwkeurig aan wanneer de Vikingen in Amerika waren. In ieder geval in het jaar 1021, precies duizend jaar geleden. Een iconisch jaar, zegt Margot Kuitems van de RUG. “Het was, voor zover bekend, de eerste oversteek van de Atlantische Oceaan.”

Bovendien was de cirkel toen rond. Honderdduizend jaar eerder was de moderne mens uit Afrika vertrokken. Sommigen hadden via Azië en de Beringstraat Amerika bereikt. Hun nazaten troffen in 1021 de afstammelingen van degenen die via Europa naar de Nieuwe Wereld waren gezeild. Het is heel waarschijnlijk dat de Vikingen op de inheemse bevolking zijn gestuit, zegt Kuitems. “Er zijn geen archeologische bewijzen van, maar de sagen vertellen over vriendschappelijke ontmoetingen, maar ook over gewelddadigheden. De Vikingen zouden zelfs slaven mee naar huis hebben genomen.”

De koolstofmethode maakt gebruik van het feit dat het koolstofatoom, de bouwsteen van het leven, niet alleen in een stabiele vorm voorkomt, koolstof-12, maar ook in radioactieve varianten, met name koolstof-14 (C-14). Planten en dieren nemen voortdurend koolstof op – via de lucht of via voedsel –, waardoor de verhouding tussen koolstofvarianten in hun bladeren of lijf gelijk is aan die van hun omgeving. Sterft het organisme, dan stopt de uitwisseling. Doordat koolstof-14 vervalt – na 5730 jaar is nog maar de helft van de oorspronkelijke hoeveelheid over – is aan de verhouding tussen C-12 en C-14 af te lezen hoeveel jaren sinds dat sterven zijn verstreken.

Alleen: in de praktijk is die bepaling erg onnauwkeurig. De concentratie C-14 schommelt door de eeuwen heen, waardoor bepaalde verhoudingen op verschillende jaren ‘passen’. Maar er zijn wel ijkpunten in de geschiedenis. In het jaar 992 was er bijvoorbeeld een grote uitbarsting op de zon, waardoor er een piek in de C-14-concentratie ontstond. Die piek is terug te zien in houten materialen uit die tijd, waardoor ze op het jaar nauwkeurig te dateren zijn: een kwestie van boomringen tellen vanaf het piekjaar.

Het was de promotor van Kuitems, Michael Dee, die bedacht dat deze zonsuitbarsting van nut kon zijn bij de Vikingen. Er zijn in de veengronden rond de nederzetting in Newfoundland – L’Anse aux Meadows geheten – stukken hout gevonden, die door de Vikingen moeten zijn bewerkt. De bewerkingssporen stammen namelijk onmiskenbaar van metalen werktuigen en die kende de inheemse bevolking toen nog niet. De vraag was nu nog: is in de ringen van dat hout ook de piek van 992 te vinden?

Dat bleek bij twee takken en een boomstronk het geval, vertelt Kuitems. “Het waren stukken afval die ze vermoedelijk overhielden bij de bouw van huizen of boten. En dat had voor ons een voordeel. De bast zat er nog om zodat we zeker wisten dat de buitenste ring hoorde bij het jaar waarin de boom of tak gekapt was.”

Na nog enkele controle-onderzoeken kwam vast te staan dat het voor die drie stukken telkens ging om het jaar 1021. Dat kan toeval zijn, zegt Kuitems. “Wellicht zijn ze er langer geweest of waren ze al eerder, en hebben wij toevallig alleen resthout gevonden uit dat jaar. Of de Vikingen zijn inderdaad maar één jaar in Amerika geweest. Dit onderzoek geeft daar geen antwoord op.”

Ook de sagen zijn niet eenduidig. Maar daarin gaat het wel over Vinland, ‘wijnland’. Druiven groeiden ook toen niet rond die nederzetting, daarvoor hadden de Vikingen een paar honderd kilometer zuidwaarts gemoeten. Bewijzen voor zo’n tocht ontbreken, zegt Kuitems. “Maar in de nederzetting zijn wel sporen van walnoten aangetroffen. En ook die behoeven een veel warmer klimaat. Als de Vikingen de walnoten zelf hebben geraapt, zijn ze langer dan één jaar in Amerika geweest.”