Een Turks restaurant uit de hofstad mag zichzelf niet meer 'Kebapci Den Haag' noemen, omdat dat merk al door een Amsterdamse concurrent is geclaimd. Volgens de Hagenezen is het woord een algemeen gebruikte aanduiding voor kebabhuis, zoals bakker of slagerij.

Eerder dit jaar openden de Haagse ondernemers hun Turkse restaurant, onder de naam Kebapci Den Haag, en met een logo van een gestileerd stierenhoofd in de kleuren zwart en rood.

Niet veel later werden zij door de eigenaren Kebapci Amsterdam gesommeerd om de naam en het logo te veranderen. Zowel naam als logo zouden namelijk te veel overeenkomen met het gedeponeerde naam- en beeldmerk van hun restaurant, dat al in 2017 was geopend.
Afbeelding

De Haagse ondernemers gaven geen gehoor aan de eis, en werden door de Amsterdammers voor de rechter gesleept.

Tijdens de rechtszaak voerden de Hagenezen aan dat Kebapci een algemeen gehanteerd Turks woord is voor een 'kebabhuis' of 'restaurant waar je kebab kan eten'. De term zou vergelijkbaar zijn met bakker of slagerij, en daarom niet kunnen worden geclaimd als merknaam.

De Amsterdammers ontkennen dat; volgens hen moet je Kebapci lezen als 'de kebabmaker'.

Uit een gisteren openbaar geworden uitspraak blijkt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de Amsterdammers gelijk heeft gegeven.

De rechter wijst erop dat de gemiddelde consument in Nederland de Turkse taal niet machtig is, en Kebapci niet zal lezen als een algemene aanduiding. Daarmee is zowel het logo als de naam onderscheidend genoeg, en maken de Haagse ondernemers merkinbreuk.

Als zij het gebruik van het naam- en beeldmerk niet staken, moeten zij hun Amsterdamse tegenpartij een dwangsom van 1000 euro per dag betalen, die kan oplopen tot 75.000 euro.

Ook moet het Haagse restaurant opdraaien voor bijna 7200 euro aan juridische kosten van het Amsterdamse Kebapci.