Een telescoop ontwerpen om goed naar sterren en planeten te kunnen kijken, terwijl je zelf bijziend bent en geen bril hebt. De kans is aanzienlijk dat dat het geval was bij de 17e-eeuwse natuurwetenschapper Christiaan Huygens, zonder dat hij dat zelf wist. Dat concludeert astrofysicus Alex Pietrow in een onderzoek naar de telescopen van de bekende Nederlandse natuurkundige en astronoom.
Waarschijnlijk was er met de telescooplenzen van Huygens niets mis, stelt Pietrow in het tijdschrift The Royal Society. Maar desondanks waren zijn sterrenkijkers een stuk minder scherp dan in die tijd mogelijk was. Volgens Pietrow komt dat vermoedelijk doordat Huygens een lichte oogafwijking had, waardoor hij onder meer de verhouding tussen de twee lenzen van zijn telescoop niet optimaal kon instellen.
Telescopen van nu kun je draaien om ze scherp te stellen, licht de onderzoeker desgevraagd toe. "Maar toen kon dat nog niet: telescopen stonden vast in een bepaalde focus." Huygens moest verschillende lenzen en verhoudingen uitproberen om de perfect werkende telescoop te bouwen. "Hij speelde met de lenzen en trok die met zijn handen uit elkaar, totdat het beeld voor hem scherp genoeg was."
Op basis van zijn bevindingen formuleerde Huygens formules waarmee hij telescopen in verschillende vergrotingen kon bouwen. "Maar als je ze nu simuleert volgens die formules, krijg je een telescoop die niet scherp is", zegt Pietrow. Hij wijt dat aan bijziendheid, waar ook Huygens' vader - de bekende dichter Constantijn - en zijn broer last van hadden. Met andere woorden: Huygens zag misschien wel scherp door zijn telescoop, maar anderen niet.
Pietrow rekende door wat dat nu zou betekenen: dat Huygens een bril met een sterkte van -1,5 nodig had gehad. Dan zouden zijn formules namelijk wél kloppen. "Dit is waarschijnlijk het eerste postume brilvoorschrift ooit", zegt hij.
Waarschijnlijk was Huygens zich zelf niet van zijn afwijking bewust, omdat die te beperkt was om problemen te veroorzaken in het dagelijks leven. "Dus hij nam deze oogafwijking waarschijnlijk onbewust mee in zijn ontwerpen", denkt Pietrow.
Een plausibele conclusie, vindt Tiemen Cocquyt. De natuurkundige is conservator in het Rijksmuseum Boerhaave in Leiden, waar tientallen van Huygens' zelfgemaakte lenzen te zien zijn. "Als je alle formules doorrekent, kom je tot de conclusie dat Huygens betere telescopen had kunnen maken. En dat is verrassend, als je ziet hoe ver zijn theorie reikte. Er moet dus een beperking zijn geweest."
Maar, vindt Cocquyt, die in het verleden onderzoek heeft gedaan naar 17e-eeuwse telescooplenzen: "Het gaat niet eens zozeer om de vraag of Huygens een bril droeg of niet. Voor mij laat dit onderzoek vooral zien dat de wisselwerking tussen theorie en praktijk een grote rol heeft gespeeld bij Huygens." Door trial and error wist Huygens zijn 'lenzentheorie' en 'telescooppraktijk' als geen ander aan elkaar te koppelen, zegt hij.
En dan is er volgens Cocquyt nog de sociale component. De conservator en zijn collega's hebben zich altijd afgevraagd waarom Huygens zo veel telescooplenzen heeft gemaakt en waarom die buiten de familie eigenlijk niet werden verspreid. "Het was een soort familieonderneming. Dit onderzoek laat zien dat daar misschien een charmante verklaring voor was: bijziendheid zat in de familie. Dus misschien waren de telescopen helemaal op maat gemaakt voor vader en zoons."