Nauwgezet onderzoek van stukjes zijde in graven van Noorse Vikings wijst uit dat er wellicht een levendige handel met het Oosten bestond. De doorgaans als brute plunderaars neergezette Scandinaviërs hadden blijkbaar ook een verfijnde kant.
In 1904 werd in Noorwegen een 9de-eeuws Vikingschip opgegraven dat had gediend als begraafplaats voor twee rijke Vikingvrouwen. In het zogenaamde scheepsgraf van Oseberg werden vele grafgiften gevonden, waaronder een heleboel lapjes zijde van hoge kwaliteit. Algemeen werd aangenomen dat die door de Vikings meegebracht waren van op hun plundertochten door Europa.
Uit onderzoek van de Universiteit van Oslo blijkt nu dat de zijde wellicht rechtstreeks uit Perzië en het Byzantijnse rijk kwam, en niet gestolen, maar gekocht werd. Archeologe Marianne Vedeler combineerde nauwgezet onderzoek van de zijdefragmenten met geschreven bronnen uit Perzië en Byzantium, de streken waar zijde werd geproduceerd in de 9de en 10de eeuw, en ontdekte zo dat de Noorse Vikings nauwe contacten onderhielden met het Oosten en deelnamen aan de handel via de Zijderoute.
Niet alleen stelt dit het wat eenzijdige beeld dat we van de Vikings bij, tegelijk wijst dit materiële bewijs van handelscontacten op de veelvuldige culturele uitwisselingen die er toen al bestonden. ‘Het is fascinerend om vast te stellen dat zijde toen al van de ene kant van de wereld tot in het hoge noorden kon geraken’, stelt Vedeler. ‘Eigenlijk is die zijde het materiële bewijs dat mensen uit heel verschillende culturen toen al systematisch contact met elkaar hadden en kennis uitwisselden.’