In de Verenigde Staten is het een miljardenbusiness: glutenvrij eten. Gluten, onder andere aanwezig in brood, zou namelijk allerlei maag- en darmklachten veroorzaken. Maar de hype rondom deze onschuldige eiwitten is eigenlijk nergens op gebaseerd.

30 procent van de Amerikanen wil minder gluten eten. 18 procent koopt glutenvrij eten. Zij noemen zich glutensensitief. Dat betekent dat ze niet allergisch zijn voor gluten, zoals coeliakie-patiënten, maar dat hun maag en darmen overgevoelig reageren op gluten.

Het begon allemaal met een Australische studie uit 2011. Het was een degelijk onderzoek naar de effecten van gluten. Geconcludeerd werd dat glutensensitiviteit een bestaande kwaal is en dat sommige mensen beter glutenvrij konden eten. Dat resultaat ontketende een enorme rage. Overal in de westerse wereld besloten met name vrouwen dat gluten slecht zijn.

Maar de Australische onderzoeker was niet zo overtuigd van zijn eigen resultaten. Allerlei andere voedingsstoffen konden nog steeds de klachten veroorzaken. Hij besloot zijn onderzoek te herhalen en nog veel meer stoffen, zoals lactose en conserveermiddelen, uit te sluiten.

37 mensen die zichzelf glutensensitief noemden kregen verschillende diëten met en zonder gluten, zonder dat ze wisten wat voor dieet ze volgden.

Na afloop van het onderzoek bleken alle deelnemers tijdens de hele dieetperiode darmklachten te hebben. Ze verwachtten van tevoren al dat het dieet niet goed voor ze zou zijn en dat vonden ze achteraf dus ook. Gluten was niet de oorzaak. Het zogenaamde nocebo-effect was de schuldige. De tegenhanger van het placebo-effect: je denkt dat iets slecht voor je is dus krijg je klachten.