Bijen zijn onmisbaar bij de bestuiving van gewassen en daarmee van groot belang voor de voedselproductie. Een nieuwe studie wijst echter uit dat maar een zeer kleine percentage van de wilde bijen hiervoor verantwoordelijk is. De rest is nutteloos.
Zeker de helft van de 350 bijen- en hommelsoorten die we in Nederland kennen wordt bedreigd. Volgens veel deskundigen een slechte zaak, maar een grootschalig onderzoek dat onlangs werd gepubliceerd in het tijdschrift Nature Communications geeft een andere kijk op de zaak: het overgrote deel van de bijen blijkt economisch gezien nutteloos.
58 onderzoekers deden gedurende drie jaar wereldwijd onderzoek naar de bestuiving van planten door bijen. Wat blijkt: slechts 2 procent van de wilde bijensoorten neemt de bestuiving van liefst 80 procent van de gewassen wereldwijd voor zijn rekening. Deze conclusie is gebaseerd op gegevens van negentig afzonderlijke studies, waarbij veertienhonderd akkers op vijf continenten werden geanalyseerd. In Nederland werden akkers met appel- en perenbomen en koolzaadvelden onder de loep genomen.
In totaal werden hierbij 73.649 unieke bijen van 785 verschillende soorten gespot, slechts 12,6 procent van de bekende bijensoorten in de onderzochte gebieden. Volgens hoofdonderzoeker en ecoloog David Kleijn van Wageningen UR geen verrassing: “Veel bijen zijn simpelweg niet geïnteresseerd in het bestuiven van gewassen. Zo zijn er veel koekoeksbijen, die hun eitjes stiekem leggen in het nest van een andere bij. Ook zijn veel bijensoorten nog niet actief als gewassen vroeg in het seizoen in bloei staan.”
Soorten die cruciaal blijken voor de bestuiving van planten zijn de gemeenschappelijk oostelijke hommel (Bombus Impatiens) in de Verenigde Staten en de steenhommel (Bombus lapidarius) in Europa. Kleijn: “Behalve de steenhommel is in Nederland ook de aardhommel van grote waarde.” De onderzoeker was niet verrast over de uitkomst van het onderzoek. “Zo ontdekte ik in 2010 al dat in Italië dezelfde bestuivers actief zijn als in Nederland. Wel is het interessant om te zien dat wilde bijen in het bestuivingsproces net zo belangrijk blijken als honingbijen.” In het rapport wordt de waarde van wilde bijen aan het voedselsysteem op bijna drieduizend euro per hectare geschat.
Kleijn en zijn collega's geven in het rapport krachtige economische motieven voor het behoud van wilde bijen. Het feit dat het met veel bijensoorten in ons land steeds minder goed gaat, heeft volgens de ecoloog te maken met de inrichting van het Nederlandse landschap. Hij vindt dat akkerbouwers te weinig bezig zijn met bijen. “Boomgaarden zijn niet bijvriendelijk ingericht, terwijl het voor akkerbouwers een kleine moeite is om aan de randen wat bloemen te planten. Ook aan de kant van de weg zie je steeds minder planten in bloei staan. Het Nederlandse landschap raakt ongeschikt voor de bij.”