Zo’n 430 miljoen jaar geleden zwom er op aarde een geleedpotige rond die een wel heel bijzondere manier had om zijn kinderen constant in het oog te houden. Dit waterdier bond zijn kinderen letterlijk aan zich als een vlieger.
Aquilonifer spinosus (de stekelige vlieger), zoals het dier door zijn ontdekkers is genoemd, zwom ongeveer 430 miljoen jaar geleden rond in een gebied dat we nu kennen als Groot-Brittannië. Paleontoloog Derek Briggs en zijn collega’s vonden fossielen van het beest in een oude Engelse rotspartij, en noemde de nieuwe soort naar haar puntige uiterlijk.
A. spinosus behoorde tot de geleedpotigen, dieren met een gesegmenteerd lichaam zoals insecten, spinnen en schaaldieren. De paleontologen bereidden aanvankelijk de productie van een 3D-model van het fossiel van het volwassen dier voor. De daarbij gebruikt scan liet tot hun verbazing tien kleine bundels met andere gefossiliseerde levensvormen zien. Zij waren stuk voor stuk met lange draden vastgebonden aan het moederdier, zo is te lezen in Proceedings van de National Academy of Sciences.
De wetenschappers wisten eerst niet wat de ‘bonusfossielen’ konden zijn, en hielden rekening met drie opties: de kleine ongewervelden waren parasieten, meelifters of baby’s. De eerste mogelijkheid viel al snel af, omdat de draden vast zaten aan de stekels van het volwassen exemplaar. “Geen ideale plek voor een parasiet”, zegt auteur Briggs. Het lijkt er ook niet op dat de kleine geleedpotigen tot een andere soort behoorden, en dus mee-liftten. Briggs: “De volwassene zou dit niet hebben getolereerd, en de ongewenste gasten hebben verwijderd. Dit kon prima met de lange aanhangsels waarover ze beschikten.”
De laatste hypothese bleef als enige overeind: de kleine fossielen waren de kinderen van A. spinosus. Niet alleen delen de grote en kleine ongewervelde dieren anatomische gelijkenissen, ze zijn letterlijk aan elkaar verbonden. “Er is niet eerder dergelijk gedrag gezien bij fossiele of levende geleedpotigen”, zegt Briggs. “De ouders bonden hun kinderen waarschijnlijk vast om hun jongen te beschermen tegen roofdieren.” Het team vermoedt dat de baby’s zich ondanks het ‘touw’ wel konden bewegen en zich zodoende konden voeden met plankton.
De Amerikaanse paleontoloog Nigel Hughes, zelf niet verbonden aan het onderzoek, ziet logica in de beredenering van Briggs & Co. “Het gedrag van een gefossiliseerd dier bepalen is altijd moeilijk, maar er valt wat te zeggen voor hun interpretatie dat de jongeren zich mogelijk tegoed deden aan andere voedselbronnen dan de ouder.”
Hughes voegt toe dat de ontdekking kan helpen de vaak griezelig ogende geleedpotigen een betere reputatie te laten krijgen. “Insecten staan vaak in een negatief daglicht. Boosaardige ruimtewezens lijken niet voor niets vaak op een geleedpotige. Het gedrag van A. spinosus draagt bij aan het beeld dat geleedpotigen zorgzame ouders zijn, die hun jongen met zich op sleeptouw namen door de prehistorische zeeën.”