Steeds meer kinderen hebben moeite met lezen en schrijven: ze hebben dyslexie. Maar met veel van die kinderen is eigenlijk niks aan de hand.

Dat zegt Anna Bosman, hoogleraar aan de Radboud Universiteit, vandaag in het AD. Dat er steeds meer kinderen de diagnose dyslexie en dyscalculie (moeite met rekenen) krijgen, is het gevolg van slecht onderwijs, stelt ze.

Bosman onderzoekt het fenomeen als sinds 2007. Dyslexie wordt volgens de hoogleraar te veel gezien als een aangeboren afwijking, een kenmerk van een kind, waar niks aan te doen is. Bosman ziet dat anders. Volgens haar wordt 'gewoon te weinig geoefend' in de klas. Er zou weer ouderwets gestampt moeten worden. "Elke dag een dictee", adviseert ze. Net zo lang oefenen tot de kinderen de spellingregels in hun hoofd hebben.

De aanbeveling om beter te oefenen wordt ook gedaan door collega-wetenschapper Kees Vernooy. De emeritus lector effectief taal- en leesonderwijs stelde vorig jaar in het NRC Handelsblad ook al dat de meeste leesproblemen zijn toe te schrijven aan de kwaliteit van de lessen.

De PO-raad, de sectororganisatie voor het primair onderwijs, vindt niet dat slecht onderwijs de oorzaak is. "Maar als wat de hoogleraren zeggen echt aan de hand is, moeten we dat bespreken", zegt een woordvoerder tegen het AD.

Het percentage kinderen die volgens ouders of verzorgers dyslexie hebben neemt al jaren toe. Van 2001 tot 2009 had 6 procent van de leeftijdsgroep van 7 tot 12 jaar dyslexie. Tussen 2009 en 2016 is dit toegenomen tot gemiddeld 8 procent.