Alleen nog rauw voedsel eten, een strikt paleodieet volgen of alle koolhydraten schrappen. Sommigen gaan ver om ‘puur’ en ‘gezond’ te eten. Orthorexia heet deze obsessieve en ziekelijke drang.
De Australische yogalerares Kate hield zich jaren aan een ontgiftingsdieet. Dat bezorgde haar een zuiver en goed gevoel. Ze vermagerde zienderogen, maar maakte zich daarover geen zorgen. Ze wilde niet minder eten, maar gewoon ‘goed’. In 2003 stierf Kate op 34-jarige leeftijd. Haar dieet werd haar fataal.
Ongeveer op hetzelfde moment verschenen in vakbladen de eerste wetenschappelijke artikels over orthorexia. De term – voluit orthorexia nervosa, van het Grieks orthos (juist) en orexi (eetlust) – ontsproot in 1997 aan het brein van de Amerikaanse arts Steven Bratman. Hij definieerde het als een obsessieve en ziekelijke drang om alleen ‘gezonde’, ‘pure’ voeding te eten.
Dit zijn geen precieze diagnostische criteria. Daarom is het moeilijk er wetenschappelijke publicaties aan te wijden. De criteria bestaan nog niet en de ‘ziekte’ staat in geen enkele erkende classificatie van mentale aandoeningen zoals de Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders (DSM). Op basis van casestudy’s en overzichtsstudies van de afgelopen tien jaar kunnen we het fenomeen wel wetenschappelijk benaderen.
De obsessie voor gezond eten kan slaan op het voedsel zelf, op de bereiding ervan (denk aan een obsessie voor rauw voedsel), of op de manier van bewaren (bijvoorbeeld liever in een aardewerken kruik dan in blik). Ook de manier waarop je eet en wanneer kunnen belangrijk zijn.
In 2015 beschreven Amerikaanse wetenschappers in het blad Psychosomatics een jonge patiënt. De ingenieur kwam terecht op de ziekenhuisafdeling gespecialiseerd in de behandeling van ondervoeding. Hij leed aan hart-, maag- en botproblemen en had lever- en stofwisselingklachten. Hij kwam verward over. De artsen adviseerden een bezoek aan de psychiater. Een psychose bleek het niet te zijn. Zijn bizarre ideeën hadden alleen betrekking op voeding. Zo sprak hij over de magische eigenschappen van broccoli.
De problemen waren begonnen omdat de man last had van constipatie. Een homeopaat wees hem op het belang van voedingskeuzes. Sindsdien beperkte hij wat hij at, en ook de manier waarop. Hij verdeelde zijn voedsel in porties en at die geleidelijk aan de hele dag door.
Dat is een bekend patroon, bevestigt psychiater Elske Vrieze van de KU Leuven. ‘Met voeding krijgen sommigen een gevoel van grip op een lichamelijk of medisch probleem dat daarvoor onoplosbaar leek. Vanuit die positieve ervaring kan voeding belangrijker worden. Patiënten gunnen zich almaar minder. Ze gaan ‘ongezonde’ voeding tegen elke prijs vermijden en maken steeds kortere lijstjes van wat ze nog ‘mogen’ eten. Dat kan leiden tot gezondheidsproblemen als ernstig ondergewicht en ondervoeding. Deze patiënten zijn overtuigd dat ze goed bezig zijn en negeren de problemen.’
De ingenieur gaf toe dat hij leed onder zijn gewichtsverlies en gezondheidsproblemen. Maar hij wilde zichzelf geen schade toebrengen en ook zijn uiterlijk was voor hem niet belangrijk. Toch kon hij zijn pure dieet onmogelijk opgeven. ‘Mijn lichaam is als een tempel. Je moet voorzichtig kiezen wat je erin stopt.’ Hij kon niet toegeven dat zijn strenge voedingsnormen gevaarlijk waren.
Hoeveel patiënten aan orthorexia lijden, is niet bekend. Studies vermelden extreem uiteenlopende cijfers, gaande van 0,2 tot 25 procent van de bevolking. ‘Cijfers zijn erg moeilijk, omdat er geen officiële diagnose van orthorexia bestaat’, vertelt An Vandeputte van het kenniscentrum voor eet- en gewichtsproblemen Eetexpert.
‘Aantallen variëren, afhankelijk van de definitie van orthorexia. Vanuit Eetexpert weten we dat het aantal patiënten dat kampt met een eetstoornis al lange tijd stabiel blijft. Wat me wel opvalt, is dat we de jongste decennia meer focussen op voeding en gezondheid. Dat kan personen in een kwetsbare positie ontvankelijker maken voor een eetstoornis. Al leidt het ene niet per se tot het andere.’
We mogen gezond eetgedrag niet te snel als orthorexia bestempelen. Beide groepen zijn niet zuiver af te bakenen. ‘Er zijn veel variaties en er bestaat een brede grijze zone. De ultieme vraag is hoe mensen met voeding omgaan. Als dat zeer krampachtig is, ben ik bezorgd. Bij patiënten met orthorexia wordt eten een doel op zich, eerder dan een middel’, zegt Vandeputte.
De extreme beperking van wat je eet, leidt bijna altijd tot minder eten, een tekort aan essentiële voedingsstoffen en gewichtsverlies. ‘Ik bleef maar in de provisiekast snuisteren om iets te vinden dat beantwoordde aan mijn criteria van gezonde voeding. Niets was gezond genoeg. Er zaten bewaarmiddelen of kleurstoffen in, het suikergehalte was te hoog ...’ Het is een citaat van een jonge vrouw uit een enquête waarover Australische onderzoekers in 2015 publiceerden in Social Science & Medicine.
Sommige onderzoekers koppelen orthorexia aan perfectionisme, hechtingsproblemen en zelfs schizofrenie. Het gevaar op orthorexia zou toenemen naarmate je meer sport of als je veganist of vegetariër bent. Vandeputte nuanceert. ‘Al die zaken kunnen een rol spelen of een voedingsbodem bieden, maar eenduidige oorzakelijke verbanden kunnen we niet hardmaken.’
Eetexpert bracht risicofactoren van eetproblemen in kaart en daarin verschijnen zeer uiteenlopende sociale achtergronden en persoonlijkheidskenmerken. Er is nooit één verklarende factor, wel een combinatie van factoren. Je hebt risicofactoren die problematisch eetgedrag kunnen uitlokken, maar ook beschermende factoren die daartegen net een buffer vormen.
Als je van nature angstig of perfectionistisch aangelegd bent en een sterke controledwang hebt, loop je meer risico. Topsporters die scrupuleus hun voeding monitoren, blijven het best waakzaam. Jongeren die worstelen met hun identiteit of zelfwaarde zijn kwetsbaarder. Ouders of rolmodellen op een ontspannen manier met voeding zien omgaan, vermindert de kans op een verstoorde relatie met eten.
Angst en controle, in de ruime betekenis van het woord, staan centraal bij een belangrijk deel van personen met orthorexia. Al in 2004 schreef Martina Cartwright van de University of Arizona dat orthorectisch eten kalmerend en ontstressend kan werken, en zo kan leiden tot gevoelens van sereniteit en spiritualiteit.
Elske Vrieze ziet overlap met obsessief-compulsieve stoornis (OCS). ‘De dwangmatige en rigide manier waarop patiënten met gezonde voeding omgaan zie je ook bij OCS. Denk maar aan de noodzaak om elke 3 minuten je handen te wassen. Daarentegen worden patiënten met OCS niet fysiek ziek. Patiënten met orthorexia vaak wel. Dat is een verschilpunt.’
Orthorexia laat zich voelen in je dagelijks functioneren. Niet alleen omdat er veel tijd verloren gaat aan denken aan voedsel. Patiënten lijken minder goed te zijn in taken die mentale flexibiliteit vragen, wat volgens onderzoekers de cognitieve starheid in het eetgedrag weerspiegelt.
Daarnaast kampen ze vaak met aandachts- en geheugenproblemen. ‘Problemen met het zelfbeeld en gevoeligheid voor het oordeel van anderen zijn typische risicofactoren bij eetstoornissen’, zegt Vandeputte. ‘Piekeren over hoe je overkomt bij anderen, slorpt veel energie op, wat zich cognitief laat voelen. Ook ondervoeding kan leiden tot verminderede cognitieve prestaties.’
Voeding eist op deze manier een buitensporig grote plaats op in het dagelijks leven. Het al dan niet volgen van zelfopgelegde regels kleurt ook de zelfbeoordeling. Zelfs als die regels tot gezondheidsproblemen leiden. Het tegenstelde van het oorspronkelijke doel. Eten is geen sociaal gebeuren meer. En de starheid in de eigen voedselkeuzes is gekoppeld aan onbegrip voor die van anderen.
Personen met orthorexia hebben moeite te begrijpen waarom hun vrienden blijven eten wat zijzelf als vergif beschouwen. Dat leidt niet zelden tot sociaal isolement. Meerdere jonge vrouwen die betrokken waren bij de Australische enquête waar we het eerder over hadden, getuigen hierover. Zoals Lucy (20), die zegt dat ze liever thuis in haar eentje kookte en at. Toen ze met vrienden op restaurant ging, at ze vooraf en bestelde niets. Zelf ervaren ze een schuldgevoel als ze ‘zondigen’ tegenover hun dieet, met alle gevolgen van dien voor hun zelfbeeld.
Moeten we orthorexia toevoegen aan de DSM als aparte stoornis? Een moeilijke vraag. Het zou een grote impact hebben op de diagnose, behandeling en ondersteuning van de patiënten. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat dit snel gebeurt. Eerst moeten de diagnostische criteria verbeteren.
Dat betekent niet dat we het fenomeen moeten negeren. Hoe strikter en beperkender de diëten, hoe populairder ze zijn, benadrukt -Bratman. De meesten gaan niet dood aan ‘gezond eten’. Bezorgdheid is op zijn plaats als sociaal isolement en gezondheidsproblemen opduiken. Een diagnose is bovendien geen voorwaarde om te behandelen. ‘Als clinicus zijn de belangrijkste vragen: wat is hier aan de hand? Wat is de functie van het verstoorde eetgedrag? En: hoe kan ik helpen?’ zegt Vandeputte.
In de zoektocht naar informatie botsen we op tegenstrijdige en veranderende adviezen van ‘experts’, en dat veroorzaakt angst. We worden verantwoordelijk gesteld voor onze eigen gezondheid, via voedingskeuzes. Tegelijk worden we ondergedompeld in een wereld van complexe, tijdelijke en inefficiënte adviezen.