APELDOORN - Ze hadden een donkere huid, zwarte haren en blauwe ogen. Ongeveer vijftienduizend jaar geleden zwierven deze prehistorische mensen door Gelderland. “Ze lijken een beetje op de bewoners van het huidige Turkije en Irak,” zegt archeoloog Nico Willemse maandagavond in televisieprogramma Ridders van Gelre. “Daar kwamen ze waarschijnlijk ook vandaan op doorreis vanuit Afrika naar Europa. In ieder geval lijken de eerste inwoners van Gelderland niet op het klassieke plaatje uit de schoolboeken. Ze hadden geen blanke huid en blonde haren.”
Nico Willemse en andere archeologen weten hoe bewoners van onze gebieden er in de prehistorie uitzagen door DNA-onderzoek uit botmateriaal en de nieuwste forensische technieken. De oudste menselijke botresten in Gelderland komen uit een opgraving in de Zutphense wijk Ooyerhoek. Dat is een melkkiesje dat een kindje uit de prehistorie heeft verloren. Verder lieten deze vroege Gelderlanders het oudste sieraard van Nederland na. Het gaat om een hangertje dat aan een halsketting vast zat. De bijzondere vondsten zijn te bewonderen in het Stedelijk Museum Hof van Heeckeren in Zutphen.

De vroegste Gelderlanders die uitgebreide sporen nalieten, noemen we jagers-verzamelaars. Dit moderne menstype vestigde zich ongeveer 40.000 jaar geleden vanuit Afrika in Europa. Na de laatste ijstijd kwamen de jagers-verzamelaars ook steeds vaker naar de huidige provincie Gelderland. Ze vestigden zich op waterrijke plekken met veel bos aan de randen van de stuwwallen. Daar konden de vroegste Gelderlanders uitstekend jagen en vissen. De Empese en Tondense Heide bij Brummen is volgens Nico Willemse een gebied waar de jagers-verzamelaars zich goed thuis zouden voelen. “Hier waan je je nog in het landschap van de mensen die 10.000 jaar geleden door Gelderland zwierven.”

Nico Willemse werkt voor het historische boekproject Verhaal van Gelderland aan het hoofdstuk over de Gelderse prehistorie. Hij neemt de kijkers op TV Gelderland vanavond tijdens de eerste aflevering van het nieuwe seizoen Ridders van Gelre mee naar het Stenen Tijdperk in Gelderland. In de Betuwe doet hij een grondboring met een twaalf meter lange boor. Deze fungeert als een soort tijdmachine. Hoe dieper, hoe verder terug in de tijd. Willemse: “In de Betuwe liggen alle grondlagen nog prachtig op elkaar. Uiteindelijk komen we uit bij de grond waar de eerste Gelderse boeren op gewerkt hebben. Die leefden ongeveer zesduizend jaar geleden. De mensen veranderden van rondzwervende jagers-verzamelaars in boeren die steeds meer op één plek woonden.”