De wijde muil van een nijlpaard. Een opengesperde bek vol tijgertanden. Het beschaafde sluimeren van een uil. Een vluchtig geopende duivensnavel. De verveelde orang-oetangaap. Het lome pandagegeeuw.

1250 dierengeeuwen onderzocht gedragsbioloog Jorg Massen van de Universiteit Utrecht met zijn Amerikaanse collega Andrew Gallup. Hun conclusie: een groter brein leidt tot langer gapen. Het onderzoek verschijnt in het vakblad Communications Biology.

Voor het onderzoek bestudeerden ze 101 diersoorten: 55 zoogdieren en 46 vogels. Toepasselijk genoeg een slaapverwekkend karweitje, zegt Massen. "We gingen met een camera naar diverse dierentuinen, om daar bij de dierenverblijven te wachten tot de dieren geeuwden. Dat was een kwestie van lange adem en het vergde veel geduld van ons."

Het onderzoek ondersteunt nieuwe theorieën over gapen, legt Massen uit. Vroeger werd altijd aangenomen dat er zo zuurstofrijk bloed naar de hersenen werd geleid, maar tegenwoordig gaan biologen ervan uit dat gapen de hersenen verkoelt. Doordat we koudere lucht inademen en de spieren rond de mond strekken, stroomt gekoeld bloed naar het brein.

Massen wijst erop dat de temperatuur van de hersenen daalt na gapen. Ook is de omgevingstemperatuur van invloed op hoe vaak er wordt gegaapt en gapen mensen minder als hun hoofd koud wordt gehouden. Het onderzoek naar de dieren laat nu ook een verband zien tussen hoeveel er gekoeld moet worden, en hoelang een dier daarmee bezig is.

Zo deden de merel en kraai nog geen seconde over een geeuw, waren eekhoorn en cavia binnen twee tellen klaar en gaapten mens en orang-oetan bijna het allerlangst, met beide ruim 7 seconden. De enige diersoort die afweek van het patroon was het nijlpaard, een langgaper met bijna 9 seconden.

Massen en Gallup vergeleken de lengtes van hun verzamelde gapen met gegevens over de grootte van dierenbreinen. Er bleek een verband tussen de duur daarvan en hersenomvang en het aantal neuronen in het brein. Ze ontdekten ook dat vogels korter gapen dan zoogdieren: doordat de lichaamstemperatuur van vogels hoger ligt, is het verschil met de omgevingslucht groter en koelt het bloed sneller bij gapen.

Er steekt volgens Massen een belangrijke les in het feit dat dieren hebben geleerd om met gapen hun hersenen op de meest optimale temperatuur te krijgen. "We hoeven gapen niet te beschouwen als iets onbeleefds", concludeert hij. "We zouden gapen op prijs moeten stellen als een signaal dat iemand alert probeert te blijven."
Foto