Een inmiddels gepensioneerde inwoner van de gemeente Leidschendam-Voorburg moet bijna 21.000 euro aan bijstand terugbetalen omdat hij inkomsten uit de handel in postzegels niet meldde. Volgens de man verdiende hij daar niet veel mee.

De man verdiende tot 2016 de kost met de handel in postzegels, maar moest zijn bezigheden in mei van dat jaar wegens gezondheidsproblemen staken.

Hij verkocht zijn resterende postzegels voor 4000 euro en vroeg een bijstandsuitkering aan. Daarmee overbrugde hij de periode tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd, die hij in november 2017 bereikte.

In september 2017 bleek tijdens een routinecheck door de gemeente Leidschendam-Voorburg uit bankafschriften dat de man in de drie maanden voorafgaande aan het onderzoek toch nog inkomsten uit postzegelhandel had gehad.

Daarop vroeg de gemeente de man om meer informatie, die hij niet volledig aanleverde. Zo overlegde hij geen gegevens van zijn Paypal-rekening. In maart 2018 kondigde de gemeente aan dat de man de bijstand die hij gedurende anderhalf jaar had gekregen volledig moest terugbetalen. Het ging om een bedrag van 20.911 euro.

Toen zijn bezwaar tegen de terugbetaling door de gemeente werd afgewezen stapte de man naar de rechter. Volgens de man had hij niet veel met de postzegelhandel verdiend. Het teruggeëiste bedrag aan bijstand zou 'in geen verhouding' staan tot zijn inkomsten.

Ook zei hij niet alle gevraagde informatie te kunnen overleggen, omdat een deel van zijn inkomsten en uitgaven in contanten waren geweest.

De rechtbank Den Haag oordeelde in januari 2020 echter dat de man het volledige bedrag aan bijstand toch moest terugbetalen omdat hij nu eenmaal de informatieplicht had geschonden en niet kan hardmaken dat zijn inkomsten bescheiden waren geweest.

Daarop ging de man in hoger beroep. Uit een gisteren openbaar geworden uitspraak blijkt dat de man ook deze zaak verloor.

Volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is uit de beschikbare informatie komen vast te staan dat de man maandelijks in elk geval honderden euro's ontving, en ook dat die inkomsten enkele maanden boven de bijstandsnorm waren.

"Het is daarom niet onaannemelijk dat appellant een zodanig bedrag aan inkomsten heeft verkregen dat in verhouding daarmee de terugvordering niet onevenredig hoog is", aldus de uitspraak. De CRvB bekrachtigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de man het geld definitief moet terugbetalen.

Uit de uitspraak blijkt dat de gemeente maandelijks een bedrag invordert op de AOW-uitkering van de man.