Nederlandse universiteiten zijn onbetaalde promotiestudenten als verdienmodel gaan zien, dat schrijft de NRC op basis van interviews met ongeveer 40 onderzoekers en universiteitsmedewerkers. De helft van alle promovendi in Nederland werkt zonder loon voor een universiteit, in totaal ongeveer 18.000 mensen. Deze mensen krijgen hun onkosten vergoed door een studiebeurs of andere inkomsten, zoals een bijbaan. Ze werken net zoveel als promovendi met een dienstverband, maar de universiteit heeft aan hen geen extra kostenpost.

Wel krijgen universiteiten geld voor ieder afgerond promotieonderzoek. Ieder proefschrift levert een promotiepremie op van 83.268 euro. Zo verdienen universiteiten meer aan de promovendi dan ze kwijt zijn. Ook kosten voor zaken als boeken en extra trainingen komen voor rekening van de studenten, wat vaak ook over duizenden euro’s gaat.

Zo sprak de krant met een Chinese student die in 2018 naar Nijmegen was gekomen voor promotieonderzoek, en die van een Chinese studiebeurs 1.350 euro per maand kreeg. Dit was nog te doen omdat de universiteit voor betaalbare huisvesting had gezorgd, maar de verschillen in levensstandaarden tussen studenten met en zonder betaald dienstverband zorgen voor schaamte en spanningen op de werkvloer.

Promotieonderzoek doen in Nederland is erg in trek, vooral bij studenten uit Angelsaksische landen. In de VS of Engeland kost dit onderzoek de student meestal tussen de 10.000 tot 20.000 euro per jaar, maar in Nederland is het gratis. Bovendien is instromen in het Nederlandse systeem relatief gemakkelijk.

Verschillende universiteiten sturen al jarenlang vertegenwoordigers om buitenlandse beursstudenten aan te trekken, vooral in niet-westerse landen. China is hiervoor de grootste markt, en studenten daar laten graag hun cv en onderzoeksvoorstel achter bij de vertegenwoordigers op evenementen. Ze hopen uitgekozen te worden voor een ”speeddate” met een hoogleraar die hun begeleider kan worden, waarna ze in aanmerking komen voor een studiebeurs van de Chinese overheid.

Soortgelijke campagnes in Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen trekken jaarlijks meer studenten naar Nederlandse universiteitssteden. Arnoud Lagendijk, zelf hoogleraar sociale geografie in Nijmegen, noemt de wervingsevenementen ”hengelsessies”. Hij kan uit ervaring spreken, want zijn eigen opleiding heeft zo ook studenten aangetrokken.

Volgens Lagendijk kan er beter een rem komen op de campagnes. De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek is wisselvallig, en het levert promovendi op die moeilijk voor de klas gezet kunnen worden. De promotiepremie is volgens Lagendijk een ”perverse prikkel” die het evenwicht tussen onderwijs en onderzoek door laat slaan naar onderzoek.