In de Noordzee worden de komende jaren flink veel windmolens neergezet. Maar valt daar in 2030 nog wel geld mee te verdienen? Energiebedrijven en onderzoekers maken zich zorgen.

"Een wereldprimeur." Zo noemde toenmalig minister van Economische Zaken Eric Wiebes in 2018 het eerste windpark dat zonder subsidie zou worden gebouwd.

Sindsdien is er voor de aanleg van windparken inderdaad geen subsidie meer nodig. Alleen voor de aansluiting op het elektriciteitsnet trekt de staat nog de portemonnee.

Maar blijft dat ook zo? Energiereus Eneco is er niet gerust op. Ron Wit, directeur Energietransitie bij het bedrijf, wijst op een fenomeen dat we nu al wel eens zien: negatieve prijzen voor elektriciteit.

Op rustige zaterdagen en zondagen, waarop fabrieken nauwelijks draaien en kantoren gesloten zijn, is er nu al wel eens zoveel aanbod van hernieuwbare energie en zo weinig mensen en bedrijven die het nodig hebben dat de prijs van elektriciteit onder nul duikt. Zelfs in deze tijd van hoge energieprijzen.

Als dat alleen soms het geval is, is er weinig aan de hand. Maar de komende jaren worden er heel veel windparken gebouwd. Samen zullen die windmolens op zee goed voor zijn voor 21 gigawatt in 2030, goed voor ongeveer 75 procent van het huidige elektriciteitsverbruik van Nederland.

Ondertussen lijkt de industrie niet in hetzelfde tempo te vergroenen. Daarmee zal er waarschijnlijk een periode aankomen waarbij het aanbod van stroom en de vraag ernaar niet in balans zijn. Totdat de industrie flink vergroend is, en gebruik maakt van al die nieuwe groene stroom, is de kans groot dat er veel meer dagen met negatieve stroomprijzen bijkomen. "En dan wordt het een probleem", aldus Wit.

Nu is dat misschien nog moeilijk voor te stellen. De stroomprijzen zijn, dankzij de energiecrisis, vaak hartstikke hoog. Maar volgens Wit is dat tijdelijk, en moeten we in deze energietransitie juist flink vooruitkijken en plannen, om ongelukken te voorkomen.

Hoe groot het probleem voor de windparken kan worden heeft onderzoeksorganisatie TNO onderzocht. Als er gebouwd wordt aan windparken zoals gepland en de vraag vrij laag is, mede omdat de industrie onvoldoende is geëlektrificeerd, is het beeld voor de sector gitzwart: slechts 30 procent van de tijd is de prijs van elektriciteit dan hoog genoeg voor een degelijk verdienmodel.

Als de industrie wel voldoende elektrificeert, zullen de elektriciteitsprijzen 80 procent van de tijd hoog genoeg zijn, voorziet TNO. Kortom, je moet ervoor zorgen dat de bouw van wind- en zonneparken gelijk opgaat met de extra vraag naar stroom, ziet Wit. "Als je dat niet doet krijg je echt een probleem met de economische gezondheid van de hernieuwbare sector."

Want als windparken steeds vaker met negatieve prijzen te maken krijgen, ontstaat er ook nog een ander probleem: een gebrek aan investeerders die überhaupt windparken willen bouwen. Adviesbureau Afry, dat eerder op verzoek van de overheid onderzocht hoe rendabel de windparken in de toekomst nog zullen zijn, bevestigde die zorg in 2020.

Er moet de komende jaren 255 miljard geïnvesteerd worden in windparken op zee in Europa, aldus het rapport van Afry. Tegelijkertijd kan de opbrengst zo mager worden, dat we op een punt kunnen komen dat die investeerders niet meer te vinden zijn. "De interesse zal opdrogen. Het wordt dan veel moeilijker om windparken te bouwen", zegt Wit.

Dat pensioenfonds ABP met dit onzekere perspectief van plan is om windparken te gaan bouwen, vond Wit dan ook verrassend. "Als je dit weet, weet ik niet of je pensioenhouders dit leuk vinden."

Wil Nederland ervoor zorgen dat investeerders de portemonnee blijven trekken voor de windparken, dan moet de vraag naar stroom en de bouw van de parken dus gelijk opgaan. Lukt dat onvoldoende, dan is er een bepaalde garantie nodig, denkt Wit. In Engeland werken ze met een contract for difference: zakt de stroomprijs onder een bepaald niveau, dan geeft de overheid subsidie. Maar in goede tijden, bij hoge stroomprijzen, moeten (energie)bedrijven juist betalen aan de staatskas.

Hiermee zijn bepaalde inkomsten en de noodzakelijke vergroening gegarandeerd. En is de kans dat investeringen opdrogen heel klein. Eneco hoopt dat Nederland ook kiest voor zo'n systeem.

Ook David Molenaar, ceo van windmolenbouwer Siemens Gamesa, ziet dat de sector een periode vaker te maken zal krijgen met negatieve stroomprijzen. "Je kan dit niet helemaal voorkomen."

Om ervoor te zorgen dat investeerders aan blijven haken zou een vorm van garantie vanuit de overheid dan ook goed zijn, zegt hij. "Of een contract for difference nou de beste manier is, dat weet ik niet. Maar het zou inderdaad goed zijn dat, als er winsten zijn, dat die terugvloeien [naar de staatskas, red.]. Om dat geld weer terug te investeren in de hernieuwbare markt."

Henri Bontenbal, Tweede Kamerlid van coalitiepartij CDA, snapt de zorgen van de sector. Als de nood aan de man is, staat hij best open voor het systeem dat ze in Engeland hebben. "Als het nodig is, zou ik er niet voor gaan liggen."

Maar Bontenbal ziet geen reden om het systeem nu al in te voeren. Hij wijst op het recente nieuws dat energiebedrijf RWE een windpark zal gaan bouwen zonder dat daar subsidie voor nodig is. Blijkbaar durven bedrijven het nog gewoon aan. "Ik kan me voorstellen dat de overheid nog even afwacht".

Bedrijven hebben op dit moment veel meer baat bij een goed plan van de overheid, aldus Bontenbal. Zij willen weten wat de industrie aan elektriciteit nodig zal hebben. "Als je niet zeker weet of de industrie gaat elektrificeren, dan weet je ook niet of je een windpark moet gaan bouwen."

Molenaar sluit zich daarbij aan. Bedrijven, bijvoorbeeld in de industrie, trekken nu vaak hun eigen plan. Terwijl nationale coördinatie nodig is, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. "Ieder voor zich leidt tot problemen. We moeten het gezamenlijk aanpakken."

Als dat lukt, kunnen we problemen met het verdienmodel nog wel eens mee gaan vallen, aldus Molenaar.

Ook energiereus Vattenfall is wat optimistischer gestemd. Het energiebedrijf ziet wel dat energieprijzen vaker negatief zullen zijn, maar wijst ook op de oplossingen waaraan gewerkt wordt: batterijen en waterstofprojecten bijvoorbeeld.