Wilde zwijnen in de Beierse Alpen bevatten zoveel radioactieve stoffen dat overmatige vleesconsumptie wordt afgeraden. Oorzaak werd gezocht in de kernramp van Tsjernobyl van 1986. Wetenschappers stuiten nu op gebeurtenissen uit een verder verleden.
De wilde zwijnen in Zuid-Duitsland zijn er gek op: knapperige hertentruffels met een korrelige muts. Aan de voet van het bergachtige landschap in de Beierse Alpen is de schimmelachtige lekkernij ruimschoots te vinden. Al tijden is bekend dat de truffels en paddenstoelen in dit gebied vermoedelijk een afwijkende en hoge mate van radioactiviteit kunnen bevatten. Na de jacht belandt die via het zwijn in de vorm van schnitzel of goulash op het etensbord.
Over hoe het komt dat de Beierse bodem met haar schimmels belast is met radioactief materiaal, leek de wetenschap lange tijd eensgezind. Maar een recente, baanbrekende studie brengt de academische consensus aan het wankelen. Want de oorzaak blijkt veel verder in het verleden te liggen dan pakweg veertig jaar terug in de tijd.
In 1986 vond in het Oekraïense Tsjernobyl de grootste kernramp uit de geschiedenis plaats. Na een ontploffing in een van de reactoren strooide een onnatuurlijke wolk een lading radioactief materiaal uit over de voormalige Sovjet-Unie en delen van Europa. Daardoor belandden het radioactieve cesium-137, kleine deeltjes met een enorme kracht, in de grond in Beieren. Zulke deeltjes komen vrij na kernsplijting - in kerncentrales of bij een explosie van atoomwapens.
Georg Steinhauser, een Oostenrijkse hoogleraar radiochemie, houdt zich al tien jaar bezig met het onderwerp. De afgelopen week baarde hij opzien met de publicatie van de studie in het vakblad Environmental Science & Technology. Steinhauser: ,,De zwijnen krijgen cesium voornamelijk binnen door een ondergrondse voedselbron, mogelijk hertentruffels. Dat is een voedselbron die het Tsjernobyl-cesium nog niet volledig heeft veroverd.’’ Met andere woorden: dit onderzoek wijst uit dat Tsjernobyl niet alleen schuldig is aan de lading radioactiviteit onder het Zuid-Duitse aardoppervlak. Een grote hoeveelheid van de radioactiviteit is afkomstig van nucleaire testen die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie uitvoerden in de jaren 50 en 60. De neerslag van radioactiviteit daardoor raakte heel de wereld, inclusief Beieren.
De studie verliep als volgt. Een wetenschappelijke onderzoeksgroep onder leiding van Steinhauser nam 48 wilde zwijnen, die van 2019 tot 2021 in Beieren waren geschoten, in een laboratorium onder de loep. De zwijnen bleken sporen te bevatten van cesium-137. Duitse gezondheidsrichtlijnen staan de vleesconsumptie toe als de straling minder dan 600 becquerel per kilogram bedraagt. De Duitse jachtvereniging zegt ‘geen aanwijzing’ te hebben dat het vlees van het everzwijn besmet is met een hoeveelheid radioactiviteit die schade kan aanrichten. Bij sommige zwijnen bedroeg de radioactiviteit tot 15.000 becquerel per kilogram.
Het stralingsniveau bij sommige Duitse zwijnen ligt tot wel 25 maal boven de EU-norm. Maar schadelijk voor de mens is dat niet, beklemtoont Thorsten Stumpf, hoogleraar radiochemie aan de Technische Universiteit van Dresden. ,,Ieder lichaam in Midden-Europa stoot gemiddeld 10.000 becquerel van natuurlijke radionucliden uit. Het gehalte van cesium-137 bij de zwijnen is daarom verwaarloosbaar.’'
Geheel zonder risico is het eten van zwijnenvlees echter niet, stellen experts. ,,Maar ik ken niemand die zeven keer per week wild zwijn eet’', verklaart Steinhauser. Helemaal van het zwijnenvlees afblijven hoeft volgens de Oostenrijkse hoogleraar ook weer niet. ,,Ik eet het zelf ook graag. Radiologisch gezien is dat geen enkel probleem.’’
De kans dat de radioactiviteit binnen een generatie helemaal verdwijnt is nagenoeg nihil. ,,Na ongeveer 300 jaar zou cesium-137 grotendeels wel verdwenen moeten zijn”, stelt de Dresdense professor Stumpf, die overigens niet bij het onderzoek van zijn collega Steinhauser betrokken was. Volgens Stumpf is de uitkomst van het onderzoek dat er naast radioactieve stoffen uit Tsjernobyl ook materiaal uit eerdere atoombomproeven in Beieren voorkomen ‘niet verwonderlijk’.