Een medewerker van een scheepswerf uit het Overijsselse Zwartsluis is ontslagen omdat hij te laat terugkeerde van vakantie nadat hij een ongeval met zijn auto had gehad. Ook moet de man zijn werkgever ruim 9000 euro aan schadevergoedingen betalen.
Volgens de kantonrechter was het ontslag op staande voet ten onrechte gegeven, maar in hoger beroep kwam er toch groen licht voor de maatregel. Dat blijkt uit een dinsdag openbaar geworden uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De 51-jarige uit Polen afkomstige man werkte sinds 2008 bij Interboat Shipyards in Zwartsluis. Dat is een scheepswerf, waar motorboten worden gebouwd en onderhouden. Hij verdiende daar exclusief overwerktoeslag 3000 euro bruto per maand.
Vorig voorjaar vroeg de man vier weken zomervakantie. Maar dat verzoek wees zijn werkgever af, omdat er te veel werk op de werf zou zijn. Toen de man aangaf het daarmee niet eens te zijn, werd hij per brief gewaarschuwd dat het ernstige gevolgen kon hebben als hij toch niet op tijd van vakantie terugkeerde.
Op de heenreis naar zijn Poolse vakantieadres raakte de man vervolgens betrokken bij een auto-ongeval. Als gevolg daarvan liep hij zelf licht nekletsel op, en moest hij zijn auto laten repareren. Hij stuurde zijn werkgever een medische verklaring over het letsel, maar verzuimde te melden dat zijn auto bij de garage stond.
De werknemer kon zijn auto pas op 16 augustus ophalen bij de garage, voordat hij aan de terugreis begon. Toen de man daardoor niet tijdig op 14 augustus terug was, ontsloeg zijn werkgever hem wegens ongeoorloofde absentie op staande voet. De man, die 15 jaar voor de werf had gewerkt, kreeg geen ontslagvergoeding mee.
De Poolse werknemer ging daar niet mee akkoord, en stapte naar de rechter. Daar eiste de man zijn baan niet terug, maar wel ontslagvergoedingen wegens onterecht ontslag. In eerste instantie haalde de man grotendeels zijn gelijk. De kantonrechter van de rechtbank Overijssel in Zwolle vond de late terugkeer niet ernstig genoeg om de zware straf van een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
Daarmee nam de werkgever op zijn beurt geen genoegen. Interboat spande een hoger beroep aan, en met succes. Uit de dinsdag openbaar geworden uitspraak blijkt namelijk dat het gerechtshof in Leeuwarden tot een andere conclusie kwam.
Volgens het hof was er geen sprake van overmacht en handelde de werknemer verwijtbaar door niet tijdig terug te keren van vakantie. Daarbij lieten de rechters meewegen dat de man was gewaarschuwd, hij zijn werkgever niet had gezegd dat zijn auto nog bij de garage stond, en dat er alternatieve terugreismogelijkheden waren geweest.
Het verweer van de werknemer dat de scheepswerf hem sowieso niet vier weken vakantie had mogen weigeren en dat zijn terugkeer niet noodzakelijk was, veegde het hof van tafel. Werknemers hebben wettelijk recht op een vakantie van drie aaneengesloten weken, geen vier.
En dat de werf hem 'slechts' nodig had voor de afbouw van een showboot voor de watersporttentoonstelling Hiswa, was voor het hof belangrijk genoeg. “"Die boot is van groot belang om orders voor het komende jaar te verwerven." Het lichte nekletsel als gevolg van het ongeval had een tijdige terugkeer volgens het hof niet in de weg gestaan.
Daarmee is het ontslag op staande voet niet een te strenge straf, oordeelt het hof. Dat komt de werknemer duur te staan. Bij een ontslag op staande voet kan een werkgever namelijk een schadevergoeding van de werknemer eisen ter grootte van het salaris tijdens de opzegtermijn. Dat deed Interboat, en het hof wijst die claim toe.
Dat betekent dat de werknemer zijn voormalige werkgever 4700 euro moet betalen. En daarmee eindigt de financiële pijn niet. Ook moet de man opdraaien voor een deel van de juridische kosten van Interboat, in beide rechtszaken. Dat kost de man in totaal nog eens 4400 euro. Daarmee komt de rekening voor de man op ruim 9000 euro, nog los van zijn eigen juridische kosten.
De transitievergoeding die hem was toegekend door de kantonrechter, mag de man wel houden. Volgens het hof handelde de man weliswaar verwijtbaar, maar gezien de noodzakelijke autoreparatie niet ‘ernstig verwijtbaar’. De hoogte van de transitievergoeding wordt in de uitspraak niet genoemd, maar valt te berekenen op zo'n 15.000 euro. Daarvan raakt hij dus nu het grootste deel weer kwijt.