De huidige woningnood is voor Nederland geen geheel nieuw verschijnsel. Ook in de jaren na de Tweede Wereldoorlog kampte het land ermee. In Hilversum werd een klein, maar heel bijzonder stukje van de oplossing bedacht. De gemeente kocht tramwagens van voorheen de Gooische Stoomtram en maakte die geschikt voor starters op de woningmarkt: jonge stellen met hooguit één kind. Het project werd een groot succes.

Een opmerkelijk bericht verscheen op 2 juni 1949 in dagblad Het Parool. Het begon zo:
Het gemeentebestuur van Hilversum ligt de woningnood, figuurlijk gesproken, zwaar op de maag. Het is er nu toe gekomen een aantal oude tramwagens van de Nederlandse Buurtspoorweg Maatschappij (…) aan te kopen om deze wagens te verbouwen tot kleine woningen.

Die Nederlandse Buurtspoorweg Maatschappij had in 1944 de NV Gooische Tramweg Maatschappij overgenomen. Dat was sinds 1930 – stoomaandrijving maakte dat jaar plaats voor motortractie – de nieuwe naam van de NV Gooische Stoomtram. Die was in 1880 opgericht om Amsterdam (station Weesperpoort) via Laren te verbinden met Hilversum (Oosterspoorplein). Ook Bussum, Huizen en Blaricum werden aangesloten. Door een aantal (soms zware) ongelukken kreeg de tram de bijnaam Gooische Moordenaar. Begin oktober 1947 hield de passagiersdienst op te bestaan.

In het sindsdien ongebruikte rollend materieel zagen burgemeester en wethouders van Hilversum mogelijkheden. Ze besloten dertien tramwagens, waaronder vier motorrijtuigen, te kopen. Op kosten van de gemeente zouden die moeten worden verbouwd tot kleine woningen, geschikt voor jonge stellen, eventueel met hooguit één kind. Om een indruk te geven: de tramwagens waren twaalf tot veertien meter lang en ruim twee meter breed. Als plek voor het ‘tramdorp’ dachten b&w aan een stuk gemeentegrond aan de Goudenregenlaan in Hilversum-Zuid, vlak bij de hei. Ook was al een huurbedrag becijferd: 35 gulden per maand. Binnen enkele dagen nadat het nieuws was uitgelekt meldden zich al honderd gegadigden voor de dertien tramwoningen.
Verbouwingstekening voor een van de types tramwagens. De beroemde gemeentearchitect W.M. Dudok en diens collega P. Andriessen tekenden de ontwerpen in 1949. (Archief Gooi en Vechtstreek)

De gemeenteraad bleek op 7 juni 1949 overwegend positief, al waren er ook bedenkingen. Zo werd de huur wel hoog gevonden, zodat volgens KVP-raadslid De Rooy ‘de tramwoning voor een arbeider onbereikbaar is’, wat hij zelf overigens bereid was te aanvaarden. De CPN-fractie niet. Die kwam met een motie om de huur te verlagen van 35 naar 25 gulden per maand. Wethouder Straatman-Kremer legde uit dat de gemeentelijke exploitatiekosten bij een huur van 35 gulden al niet geheel werden gedekt, laat staan bij een lager bedrag. De motie werd verworpen.

PvdA-raadslid Van Maaren-Van Drie was juist blij met het initiatief, ze wilde het aantal tramwoningen zelfs ‘sterk uitgebreid’ zien. Onmogelijk, aldus de wethouder. Ze vertelde de raad dat de provincie voor de dertien tramwoningen maar ‘schoorvoetend’ toestemming had gegeven, en dat ‘slechts in het vertrouwen dat de gemeente Hilversum stellig geen ontsiering van haar omgeving zou tolereren’, zo noteerde dagblad De Gooi- en Eemlander.

De gemeenteraad ging akkoord met het project en eind juni 1949 werden de tramwagens naar hun nieuwe plek gebracht. Over rails waren ze gevorderd tot op het terrein van de Hilversumse gasfabriek. Van daar moest het verder op de oplegger van een zware vrachtwagen. Die reed de tramwagens een voor een naar de Goudenregenlaan, waar het ombouwen begon. Het betrof drie typen tramwagens: motorwagens, bijwagens met open voor- en achterbalkon en bijwagens met gesloten balkons.

Na de verbouwing hadden ze allemaal een woonkamer, een slaapkamer, een keukentje en een toilet, terwijl enkele exemplaren daarnaast een bergkamertje hadden, eventueel te gebruiken als kinderkamer. In de keukentjes was voor gasfornuizen geen plek, zodat gasstellen moesten worden gebruikt. Wel hadden alle woningen gas, water en elektriciteit. Ook hadden ze een niet zo kleine tuin. Een verslaggever van De Gooi- en Eemlander meende, lichtelijk kreupel formulerend:
Het zal enigszins behelpen blijven, maar (…) wie is dit voor zijn vrijheid niet waard?

Zoals aan het begin van dit verhaal opgemerkt, was het Hilversumse project heel bijzonder, maar dus niet volstrekt uniek. Ook Groningen heeft iets dergelijks gekend. Toen het Gemeentelijk Trambedrijf daar elektrische trams verving door trolleybussen zagen burgemeester en wethouders hun kans schoon. Nadat de gemeenteraad in november 1949 akkoord was gegaan, werden negentien afgedankte tramwagens gekocht, aan de Friesestraatweg geplaatst en omgebouwd tot noodwoningen.

Het was daar wel een stuk primitiever dan in Hilversum. Om te beginnen waren de tramwagens veel kleiner: 6,85 tot maximaal 9,00 meter lang. Stromend water, gootstenen en wasbakken ontbraken. Buiten waren er voor gezamenlijk gebruik toiletten en waterkranen. ’s Winter was het nogal bar. Sommige bewoners legden zich dan ’s avonds te slapen op een omgekeerde tafel, omdat hun beddengoed was vastgevroren aan de zijkant van hun bed. Na aanhoudende klachten van bewoners werd het in 1950 geopende Groningse tramdorp in 1954 gesloten, nadat het was gelukt alle bewoners elders aan onderdak te helpen.

Hoe anders was dat in Hilversum. Al in de eerste zomer van bewoning van het ‘tramdorp’ rook W. Peet, bewoner van tramwoning Goudenregenlaan 3, een kans. Via een advertentie in dagblad De Telegraaf bood hij zijn woning voor de laatste week van juli 1950 te huur aan als ‘vacantie-verblijf’, voorzien van ‘alle comfort’. Of zijn poging slaagde, vermeldt de historie niet.
Woonkamer in een Hilversumse tramwoning rond 1965.

Al in februari dat jaar was damesweekblad Libelle in het ‘tram-kamp’ wezen rondkijken bij de drie maanden eerder getrouwde ‘heer A.D. Vos en mej. Wildenburg’. Inmiddels ‘mevrouw Vos-Wildenburg’ leidde rond in Goudenregenlaan 13. Ze vertelde hoe zij en haar man na ‘jarenlang vruchteloos zoeken’ daar eindelijk woonruimte hadden gevonden. “Het is comfortabel, klein en knus”, aldus de Libelle. “Men lette op de aardige gordijntjes en op de deur, compleet met bel en brievenbus.” In de tuin stond een stenen schuurtje. “Daar bergen we de kolen en kunnen de fietsen staan.”

“En waarom u dit relaas hier weergegeven vindt?”, vroeg de Libelle de lezeressen, om zelf meteen te antwoorden: “Wel, het trotse jonge vrouwtje schreef ons: ‘Komt u nou eens kijken. Misschien kunt u met ons voorbeeld andere jonge mensen helpen aan een idee. Wij zijn zo gelukkig, dat we er eigenlijk iedereen in mee willen laten delen’.”
Twaalf jaar later, in 1962, nam De Gooi- en Eemlander weer eens poolshoogte. De kop en onderkoppen bij het stuk zeggen genoeg: ‘Trams in Goudenregenlaan vervullen nog steeds grote sociale functie’, ‘Bewoners zijn er met geen stok uit te krijgen’ en ‘Voor jonggetrouwden, maar wie eenmaal zit gaat niet meer weg’. Wel was één noodwoning inmiddels verwijderd in verband met de bouw van de Hugo de Grootschool (nu: Goudenregenschool). De huur voor de tramwoningen bedroeg ook na twaalf jaar trouwens nog steeds 35 gulden per maand.

Overigens was wonen in oud rollend materieel geen Nederlandse uitvinding. Al in 1933 werden in Duitsland overbodig geworden eerste klas Pullman-wagons van de spoorwegen verkocht om te worden omgebouwd tot woningen. Per stuk gingen die rijtuigen destijds voor omgerekend honderd gulden van de hand.

In 1969 ontstond in Hilversum gedachtenvorming over het weghalen van de tramwoningen om plaats te maken voor iets anders. Dat werd een langdurig getouwtrek. Verdiende een bibliotheekfiliaal voorrang? Of een Montessorischool? Of een andere school? Uiteindelijk werd besloten de tramwoningen weg te halen en de grond te verkopen aan woningbouwvereniging St. Joseph. Die wilde er eengezinswoningen bouwen in het segment premiekoop. Blijkens een notitie van de gemeentesecretaris werd er in augustus 1975 nog met prioriteit gezocht naar vervangende woonruimte voor de laatste bewoners van het tramdorp: een echtpaar en twee alleenstaanden. Toen dat was gelukt werd het bijzondere Hilversumse tramdorp na een kwart eeuw definitief geschiedenis.

De achtentwintig nieuwbouwwoningen die er verrezen, kregen niet Goudenregenlaan als adressen, maar van een zijstraat, J.H. Meijerstraat 1 tot en met 55. Enkele verwijderde tramwoningen vonden hun weg naar de Stichting Museumstoomtram Hoorn-Medemblik.