Noorse rekruten scoren hoger op een intelligentietest als ze zijn opgevoed als eerste kind. Ook als een ouder broertje of zusje jong is overleden.
In de wetenschap wordt al tientallen jaren gekibbeld over de vraag of eerstgeborenen echt slimmer zijn dan latere kinderen. Het onderzoek van Petter Kristensen en Tor Bjerkedahl, deze week gepubliceerd in Science, lijkt die discussie te beslechten. Ze bekeken de IQ-scores van 241.310 Noorse 18- en 19-jarige jongens die tussen 1985 en 2004 werden gekeurd voor militaire dienst , en zagen dat die scores gemiddeld hoger waren bij eerstgeboren kinderen.
Nummers twee scoorden gemiddeld 2,3 punten lager dan nummers één. Tenzij hun oudere broertje of zusje voor de eerste verjaardag was overleden. Dan was er geen verschil met eerstgeborenen. Dit ging zelfs op voor de enkeling die na de dood van twee baby's ter wereld was gekomen. Het intelligentieverschil is dus geen gevolg van de geboortevolgorde zelf, betogen de onderzoekers, maar van de sociale plaats in de familie. Hoe zou dat kunnen werken? Een verklaring die al eerder is geopperd, legt de schuld bij het feit dat oudste kinderen zich vaak opstellen als leraar voor jongere broertjes of zusjes. De 'leraar' zou daar zelf meer van opsteken van de 'leerling'. Het jongste kind heeft niemand om zijn kennis aan over te dragen en blijft dus achter in intelligentie. Inderdaad scoren mensen die opgegroeid zijn zonder broers of zussen gemiddeld ook iets lager op IQ-tests.