Ouders kunnen er wanhopig van worden wanneer hun peuter zit te kliederen in de kinderstoel. Nieuw onderzoek toont nu aan dat die wanhoop ongegrond is. Hoe groter zooitje de peuters ervan maken, hoe meer ze leren!
Dat stellen onderzoekers van de universiteit van Iowa. Ze baseren zich op experimenten met zestien maanden oude kinderen. Ze kinderen kregen veertien vloeibare producten voorgeschoteld (van pudding en sap tot soep) en de onderzoekers gaven die producten zelfverzonnen namen (bijvoorbeeld ‘dax’ of ‘kiv’). Ietsje later kregen de kinderen de opdracht om dezelfde objecten te identificeren, alleen werden de producten nu in andere hoeveelheden en vormen aan ze gepresenteerd. Om de producten te kunnen identificeren, moesten de kinderen dus niet afgaan op vorm en hoeveelheid, maar onderzoeken waar de substanties van gemaakt waren. Alleen zo konden ze de juiste naam aan een product verbinden.
Om deze taak te volbrengen, begonnen veel kinderen dan ook met hun vingers in de producten te roeren, te proeven en met de producten te gooien. En dat had effect. Hoe vaker de kinderen de interactie met de producten aangingen, hoe beter ze in staat waren om deze te identificeren.
En welbeschouwd kunnen we ze dat niet kwalijk nemen, zo stellen de onderzoekers. Stel: u schotelt een peuter een beker melk en een beker lijm voor. Hoe moet deze door alleen maar te kijken achterhalen welke beker hij leegdrinken moet? “Het is het materiaal dat bepaalt hoe kinderen het product noemen,” merkt onderzoeker Larissa Samuelson op. En dat materiaal is alleen te achterhalen door te voelen, eten, gooien.. kortom.. kliederen.
“Het lijkt misschien alsof je kind aan het spelen is in de kinderstoel door dingen op de grond te gooien, en misschien doen kinderen dat ook wel, maar ze halen wel informatie uit die acties.”