Een tropisch regenwoud in handen van de lokale bevolking wordt beter behandeld dan eenzelfde lap grond in het bezit van de centrale overheid.

Tropische wouden onder toezicht van de overheid worden gemiddeld vier keer sneller gekapt dan gebieden in het beheer van lokale gemeenschappen, meldt een meta-studie van het World Recources Institute. Dat lijkt logisch aangezien wij de inheemse bevolking als “meer in contact met de natuur” vinden terwijl we denken dat overheden wouden als een economisch goed aanzien. Maar wanneer de overheid het beheer van land (terug) overhevelt naar de lokale bevolking, wie garandeert dan dat pakweg arme Braziliaanse indianen niet voor de lucratieve houtkap kiezen, of dat bij gemeenschappelijk beheer door plaatselijke stammen niet iedereen zoveel mogelijk voor zichzelf uit het woud haalt?

Dat het meestal zo’n vaart niet loopt komt omdat de gemeenschappen duidelijke afspraken maken over het beheer, aangezien ze erg afhankelijk zijn van het woud voor bijvoorbeeld voedsel, water of medicijnen. Het loopt vaak pas mis wanneer buitenstaanders zich moeien, zoals overheden of goedbedoelende milieubeschermers. Zo is er sinds 2000 in het Braziliaanse Amazonewoud in gebieden onder controle van volkeren als Yanomami en Kayapo maar een ontbossingsgraad van 0,6 procent tegenover 7 procent erbuiten.

Zowat één achtste van de inheemse volkeren hebben legale controle over ’s werelds bossen en wouden, de rest is in handen van overheden of wordt geleased voor kap of mijnbouw. Goed beheer van het woud komt zowel de plaatselijke biodiversiteit ten goede als de strijd tegen klimaatopwarming, aangezien bomen koolstofdioxide vasthouden. Voor deze meta-studie bekeken het World Resources Institute en het Rights and Resources Initiative 130 eerder uitgekomen onderzoeken in veertien landen.