Het vliegend hert, de grootste kever in België, heeft het moeilijk. Enkel in Voeren (Limburg) en rond het Zoniënwoud leven nog enkele kleine en sterk bedreigde populaties. In een poging om de soort te helpen, werden nu een tachtigtal vliegende herten begraven in de buurt van een kerkhof in Huizingen.
Een schare journalisten en lokale politici verdringen zich rond een put in een berm nabij de begraafplaats van Huizingen. Bioloog en keverexpert Arno Thomaes van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) plaatst een twintigtal vliegende herten, grote kevers met indrukwekkende kaken die lijken op een gewei, één voor één op de bodem van de put.
Foto
Hij legt er enkele grote eierdozen en een plaat op, en dempt de put vervolgens met aarde. 'Kan je dat nu nog eens doen voor de camera?', vraagt een journalist. 'En daarna voor mij ook nog eens', pikt een andere meteen in. Sinds de natuurdocumentaire Onze Natuur, die nu in de bioscopen te zien is, heeft het vliegend hert de allure van een filmster. Gelukkig voor de journalisten zijn er nog drie putten te vullen.
Het vliegend hert heeft, naast zijn populariteit en extravagante uiterlijk, nog iets gemeen met filmsterren: hij is uiterst zeldzaam. 'In Vlaanderen zijn er twee gebieden waar ze nog voorkomen: In Voeren en Bilzen in Limburg, en in Beersel, Sint-Genesius-Rode, Overijse en Watermaal-Bosvoorde rond het Zoniënwoud', zegt Arno Thomaes. 'Hoeveel vliegende herten er nog zijn, weten we niet precies. We vermoeden een duizendtal. Dat lijkt veel, maar duizend is ontzettend weinig voor insecten.'
Die resterende vliegende herten leven nu ook geïsoleerd in nog kleinere, lokale populaties. 'In tegenstelling tot wat hun naam doet vermoeden, zijn vliegende herten geen goede vliegers. De mannetjes leggen hoogstens drie kilometer af om een vrouwtje te zoeken. Tot vijftig jaar geleden leefden er nog vliegende herten in een aaneengesloten gebied tussen Halle en Leuven. Het verspreidingsgebied werd steeds kleiner en verstrooider, waardoor de kevers "gevangen" raakten in lokale gebiedjes. Daardoor is er ook geen genetische uitwisseling meer.'
Om die genetische diversiteit te verhogen, ving Thomaes een beperkt aantal kevers uit verschillende wilde populaties. Die liet hij in gevangenschap paren. De kweek leverde 500 larven op. De eerste van die larven zijn nu verpopt tot kever en mogen terug de vrije natuur in.
Het najaar is volgens Thomaes het beste moment om de dieren uit te zetten. 'Vliegende herten brengen het grootste deel van hun leven, een vijftal jaar zelfs, ondergronds door als larve. Net voor de winter maken ze dan de metamorfose tot een volwassen kever, maar de insecten blijven nog in een ondergrondse cocon tot de lente. Van zodra het warm genoeg is, kruipen de vliegende herten uit de grond en gaan ze op zoek naar een partner. Het moment waarop ze dat doen, is moeilijk te bepalen, maar heel cruciaal. De dieren leven na hun verschijning nog maar een paar weken. Om succesvol te kunnen paren, moeten ze dus allemaal op hetzelfde moment verschijnen. Het lijkt daarom het meest verstandig om de dieren te laten overwinteren in de grond in plaats van in een kweeklabo. Zo loopt hun biologische klok gelijk met die van wilde soortgenoten.'
Het gaat hier inderdaad om een experiment. Arno Thomaes: 'Voor zover ik weet zijn er nog nooit vliegende herten uitgezet. Dit experiment dient dus om kennis op te doen. We willen achterhalen wat de beste manier is om de kevers te kweken en uit te zetten. De kevers kregen een genummerde tag. Zo kunnen we straks zien welke vliegende herten de winter overleefden, en konden paren. We krijgen daarvoor onder andere de hulp van vrijwilligers van Natuurpunt.'
Het einddoel is natuurlijk het herstel van de populatie rond het Zoniënwoud. 'Het zou fantastisch zijn om de gordel tussen Halle en Leuven terug te sluiten, waardoor de kevers van verschillende populaties uit zichzelf met elkaar in contact kunnen komen.'
Kevers uitzetten alleen zal vermoedelijk niet volstaan om de soort van de ondergang te redden. Daarvoor moet ook de verloren leefruimte hersteld worden. 'Vliegende herten zijn afhankelijk van dood hout. Daarin leggen de vrouwtjes hun eieren, en groeien de larven. Het hout moet ook op een warme plek liggen, en daar lang blijven liggen. De larven verblijven namelijk een paar jaar in het dode hout. Die lange groeitijd maakt hen kwetsbaar. Om de kevers en andere insecten te helpen, moeten we dood hout daarom zoveel mogelijk laten liggen.'